Boeken / Achtergrond
special: Interview met David van Reybrouck, schrijver van Slagschaduw.

“Zelfs als ik schrijf ben ik een beeldhouwer”

In Slagschaduw van debuterend romancier David van Reybrouck fungeert Brussel niet als decor, daarvoor is de stad te prominent aanwezig. Brussel speelt mee als personage, als toneelmeester die de protagonist en de schrijver de beelden aanreikt die hij op dat moment nodig heeft. De roman doet daarmee meer dan eens denken aan Allerzielen van Cees Nooteboom, waarin Berlijn een soortgelijke rol vertolkte. “Maar die heb ik niet gelezen”, lacht Van Reybrouck tegen mij als we in een oer-Brussels café elkaar ontmoeten voor een gesprek over zijn eerste roman.

Het eerste wat mij opviel bij het lezen van Slagschaduw, was dat de auteur er heel bewust voor lijkt te kiezen niet één rechtlijnig verhaal te vertellen, maar allerlei gebeurtenissen en overpeinzingen en herinneringen dooreen te weven. Het startpunt is echter de zoektocht naar het meisje dat model stond voor Gabrielle Petit, een verzetsheldin uit de Tweede Wereldoorlog. Maar was dat ook het uitgangspunt van Van Reybrouck? “Jazeker”, beaamt hij, “alles begon met het standbeeld. Net zoals het hoofdpersonage kreeg ik een artikeltje in handen, getiteld ‘J’ai soigné Gabrielle Petit’. Een kerkhofbewaker gaf mij dat op de plaats waar het meisje gefusilleerd is en waar ik een reportage aan het maken was (Van Reybrouck is journalist voor De Morgen, HD). En dat prachtige idee bleef mij achtervolgen: een vrouw die reuma kreeg door lange dagen te poseren in een tochtig atelier, om toch maar dat beeld van Petit tijdig klaar te krijgen. Dat was het begin van het boek. De andere verhaallijnen zijn later gekomen, maar móésten er een plaats in krijgen, ze moesten worden verteld. Want het verhaal over het standbeeld was eigenlijk alleen maar een aanleiding om over iets anders te schrijven. Een prisma om naar het verleden te kijken, in zekere zin.”

Dat wordt al snel duidelijk in het boek: het is geen historisch relaas of een graven naar het objectieve gegeven. Van Reybrouck: “Dat klopt uiteraard. Slagschaduw gaat over verlies: het verlies van een geliefde, het verlies van een vriend. Het standbeeld zelf staat voor de anonieme mens, de mens die er ooit geweest is en nu verdwenen is. Die insteek had ik nodig om tot mijn ‘echte’ verhalen te komen.” Met als gevolg dat het niet echt een optimistisch boek is. Maar de schrijver gaat niet helemaal akkoord: “Het mag niet erg positief lijken, maar sommige mensen hebben toch laten uitschijnen dat ze ’t een hoopvol boek vinden. Iemand zei me dat de eerste bladzijde donkerblauw is en de laatste bladzijde lichtblauw. Het wordt nooit oranje, maar er is toch een zekere, gestage evolutie naar hoop toe. We gaan van de nacht naar het ochtendgloren. Door de ervaringen die hij opdoet groeit de protagonist naar een nieuwe start. Maar die is uiteraard niet maagdelijk. Het is het inzicht van: verder doen met een besef van sterfelijkheid.”

Het vertrouwde eergisteren

~


Ik wijs Van Reybrouck erop dat zowel hij als ik in onze studies voor het verleden hebben gekozen, respectievelijk archeologie en geschiedenis. Wat me bij de persoonlijke bedenking brengt dat historici misschien wel een drang naar vroeger hebben. “Interessant uitgangspunt”, beaamt Van Reybrouck, “wat mij betreft is het in elk geval zo dat hetgeen eergisteren is gebeurt mij veel vertrouwder overkomt dan hetgeen over vijf minuten staat te gebeuren. Mensen hebben mij gevraagd of ik zonder het verleden zou kunnen leven. Dat vond ik zo’n vreemde vraag. Natuurlijk niet! Niemand kan dat volgens mij, hoewel het mij vaak verbijstert hoeveel mensen zonder historisch besef door het leven gaan en die denken dat het heden een soort eiland is dat losgeslagen is van het verleden. Maar ik heb wel altijd een aanleg voor nostalgie en melancholie gehad, zoveel is zeker.”

De stijl van het boek is iets dat opvalt: stijlrijk, beladen met metaforen van zompigheid, grijs en verval. Van een objectief verslag is geen sprake. Van Reybrouck: “Ik ben een zeer plastisch schrijver, letterlijk zelfs. Ik heb gebeeldhouwd, en het picturale daarvan vind je ook in mijn poëzie en proza terug. Tastbare, visuele beelden. Zelfs als ik schrijf ben ik een beeldhouwer. Ik hou ook niet van dat uitgebeende Nederlands, wel van een zekere vleselijkheid. Daarom ben ik ook zo’n liefhebber van Claus, Permeke en Streuvels, niet toevallig ook drie West-vlamingen (Van Reybrouck is afkomstig uit Brugge, HD). Mensen die een soort aardsheid in zich hebben, waar ik me zeer verwant mee voel.”

Klassieke roman

~


Van Reybrouck schreef eerder De Plaag, een non-fictieboek waarin de ik-figuur in Zuid-Afrika op zoek gaat naar het (vermeende) plagiaat van Nobelprijswinnaar Maurice Maeterlinck. Een heus verschil met Slagschaduw, een echte roman waarin doorvoelde emoties de bovenhand voeren. Is dat moeilijker, vraag ik hem. “Goh, een ‘echte’ roman schrijven lijkt me vrij gemakkelijk, daarmee bedoel ik een fictiewerk dat volledig los staat van de schrijver zelf. Maar met Slagschaduw heb ik het mezelf vrij moeilijk gemaakt: er moest ten eerste een stuk researchmateriaal in verwerkt worden, hetgeen bijna altijd het verhaalritme afremt; maar vooral de boel autobiografische elementen die ik erin heb verwerkt, waren moeilijk. Het is méér dan alleen een verhaaltje verzinnen, en in die zin was het een erg intens boek om te schrijven. De Plaag was een lange reportage, gewoon uitschrijven met zoveel research erin als ik wilde. In de roman moest ik voortdurend een evenwicht vinden tussen research, autobiografie en romanvertelling. Uiteindelijk heb ik 95 procent van mijn research zelfs niét gebruikt, gewoon weg gegooid. Eerlijk is eerlijk: een klassieke roman schrijven lijkt me in dat opzicht vrij gemakkelijk. Een goede verhaallijn, enkele mooie personages, en je bent er. (lacht) Ok, dat klinkt wat hoogdravend, maar ik denk wel dat het ergens klopt. Misschien iets voor een volgende keer.”

Een recensie van Slagschaduw verscheen eerder op 8WEEKLY.