Boeken / Fictie

Ruwe bolster, zwarte pit?

recensie: Ross Raisin (vert. Marion Op den Camp) - Aards Paradijs

Koeltjes merkt de hoofdpersoon van Aards paradijs op dat de wandelaars hun zonnebrillen nodig hebben vanwege het felle licht. Zonder dat gezegd wordt dat hij zelf géén zonnebril nodig heeft, is het voor de lezer duidelijk dat deze jongen een stoere figuur is die dicht bij de natuur staat. Het debuut van de Engelse schrijver Ross Raisin (1979) zit boordevol met dit soort subtiliteiten.

De negentienjarige Sam Marsdyke, de bonk zonder zonnebril, woont met zijn ouders op een schapenboerderij in Engeland. Hij is van school gestuurd terwijl hij naar eigen zeggen onschuldig was, en nu helpt hij volop mee op de boerderij. Zijn dagen vult hij met het verzorgen van de schapen, waar klusjes onder vallen die soms tot in de – nogal smerige – details worden beschreven (wat doe je bijvoorbeeld met een lam dat geboren moet worden, maar niet naar buiten komt?).

Op een dag betrekt een nieuwe familie een boerderij in de buurt: vader, moeder, meisje, jongen. Het zijn stadslui, maar ‘zij’, de dochter, zoekt Sam af en toe op en er ontstaat een schuchtere vriendschap. Haar ouders zijn hier van meet af aan radicaal tegen, en uiteindelijk leidt dit tot een grote ruzie. Ze vraagt Sam om samen weg te lopen. Hij kent de omgeving op zijn duimpje en de eerste paar dagen gaat alles goed, maar als ze op een gegeven moment door de politie gezocht worden, is het niet zo simpel meer om alles, en met name haar, onder controle te houden.

Weinig woorden

‘Haar’, nog zo’n geval van less is more wat woorden betreft. Juist door gedurende het hele boek het meisje alleen aan te duiden met ‘zij’, hoewel Sam weet hoe ze heet, benadrukt Raisin haar onbereikbaarheid. Dezelfde techniek gebruikt hij als het om Sams ouders gaat: ze heten mam en vader, en zijn respectievelijk lief en nors. Een ander schrijftechnisch aspect dat regelmatig terugkeert, is dat Sam anderen woorden in de mond legt. Sam ziet iemand, en fantaseert dan wat diegene tegen hem, of tegen iemand anders zegt. Soms gaat het om mensen, vaak ook om dieren.

Overal barstte de lente los. Allerlei dieren werden wakker, wierpen jongen, kwamen terug naar huis – en maar kwekken en kakelen tegen mekaar. Hallo, daar ben ik, ik heb de afgelopen maanden liggen slapen en nou heb ik me toch een honger.

Een originele manier om de geluiden uit de natuur te verwoorden. Een hoogtepunt is het gesprekje dat twee geschilderde portretten aanknopen. Dit alles weergegeven zonder aanhalingstekens, maar het minimale gebruik van tekens en de verdere compactheid van het boek is nergens vervelend, eerder doeltreffend en grappig. Zoals wanneer Sam een kippenhok betreedt en daar een haan vergelijkt met een ananas.

Ruwe bolster

In het begin van het boek lijkt het erop dat de auteur de lezer wil laten geloven dat Sam het hart op de goede plaats heeft. Hij werkt hard op de boerderij, verzorgt de beesten goed en zet zijn beste beentje voor als ‘zij’ in de buurt is. Als er bijvoorbeeld ’s nachts in haar bijzijn een lammetje sterft, begraaft hij het in plaats van het zoals gebruikelijk in de vuilnisbak te werpen. Op zo’n moment roept hij sympathie op, maar dat verdwijnt weer als sneeuw voor de zon wanneer hij zomaar een kip de nek omdraait, om maar eens wat te noemen.

Naarmate het verhaal vordert, begin je er zelfs aan te twijfelen of Sams gedachten wel zo doorzichtig zijn als ze in het begin leken. Het is niet duidelijk wat er echt in hem omgaat, en je kunt niet meer met hem meeleven, alleen maar meelézen. Je vraagt je af wat hier de bedoeling van de schrijver is. Wil hij dat we Sam vergeven voor zijn grofheid, en onder zijn ruwe bolster toch nog een blanke pit zien? Als hij dat van plan was, is hij er niet in geslaagd. Wat hem wél lukt is de lezer op het verkeerde been zetten, in een verhaal dat onschuldig begint, maar steeds grimmiger wordt. Naast het feit dat het verhaal van begin tot eind spannend is, valt dit debuut nog eens extra op door alles wat wel bedoeld wordt, maar ongezegd blijft.