Boeken / Non-fictie

Levenslang

recensie: Liesbeth Koenen - Hoe mijn vader zijn woorden terugvond

Is het niet ieders grootste nachtmerrie: opgesloten zitten in jezelf, geen controle hebben over je eigen lichaam, je niet kunnen uiten? Dit scenario is de realiteit voor veel mensen met afasie, een taalstoornis waarvan hersenletsel de oorzaak is. Liesbeth Koenen, taalkundige en journalist, schreef met Hoe mijn vader zijn woorden terugvond een compact boekje over haar vader die ten gevolge van een beroerte zijn taalproductie kwijt raakte.

Koenen, die eerder o.a. het bekroonde boek Gebarentaal: de taal van doven in Nederland schreef, doet verslag van haar vaders ziekteproces vanaf het moment van de ziekenhuisopname tot het moment dat hij weer behoorlijk goed zijn taal beheerste. Als dochter, maar ook als wetenschapper volgt ze het herstel van haar vader met gemengde gevoelens. Enerzijds is er de angst voor wat komen gaat (zal haar vader ooit nog kunnen spreken?), anderzijds ziet ze haar vroegere taalkundecolleges nu tot leven komen.

Ondanks Koenens uitgebreide kennis van de taal en al haar ervaring staat ze, nu het haar vader betreft, toch met haar handen in het haar. Vooral de tijd die ineens met zevenmijlslaarzen weg tikt, is verstikkend. Wil haar vader ooit nog goed kunnen praten, dan moet dat in de eerste twee maanden na de beroerte gebeuren, anders is het weg. Met veel inspanningen, taalspelletjes en logopedie slaagt haar vader erin zijn spraak weer terug te krijgen. Koenens vader is gezegend met zijn spontane herstel. Veel patiënten kunnen hier slechts van dromen. Maar zoals Koenen zelf zegt: “Mijn vader kan alles weer zeggen – maar hij krijgt geen woord cadeau, en dat hoor je. (…) Wat dat betreft heeft ie wel degelijk levenslang gekregen.”

Minicursus

Hoe mijn vader zijn woorden terugvond is zoals de titel al doet vermoeden een document humain. Geschreven in dagboekvorm heeft het een zeer persoonlijk karakter. Vooral bij de eerste hoofdstukken krijgt de lezer geregeld het idee stiekem in een dagboek vol persoonlijke ontboezemingen te zitten snuffelen. Maar tussen Koenens eigen verhaal staat het bol van de informatieve stukken. Hoe de taal in onze hersenen zit gestructureerd, over vormen van afasie, waarom het logisch is dat de l en de r worden omgewisseld, over second-bestoplossingen, over netheidsregels, en noem maar op.

Helaas worden de persoonlijke en de informatieve stukken niet met elkaar geïntegreerd tot een samenhangend geheel. De onderbrekingen in het persoonlijke relaas met taalkundige weetjes zijn zelfs dusdanig duidelijk aan te wijzen dat je bijna kunt spreken over twee afzonderlijke boekjes: een persoonlijk dagboek over Koenens vader en een minicursus taalkunde. Desondanks is het voor niet-taalkundigen een mooi boekje om te kunnen snuffelen aan de raadselen van onze taal.