Boeken / Fictie

Hoeveel onverklaarbaars er kan schuilen in wat als normaal wordt beschouwd

recensie: César Aira - De nachtelijke invallen van ambtenaar Varamo

De hier nog vrij onbekende schrijver César Aira is voor het eerst in het Nederlands vertaald. Een heuglijk feit. Want de Argentijn is een ware literator, die in de traditie van landgenoten Borges en Cortázar narratieve trucjes niet schuwt om heerlijke verhalen te vertellen.

In mijn recente reizen naar Spaanstalige landen heb ik er een gewoonte van gemaakt steeds een boek van César Aira (Argentinië, 1949) op de kop te tikken. Na een zestal titels te hebben gelezen is de Argentijnse schrijver een van mijn favoriete auteurs geworden. Gelukkig kan ik nog een hele tijd vooruit, want Aira schrijft al jaren en heeft inmiddels een oeuvre van zo’n dertig boeken op zijn naam staan. Met De nachtelijke invallen van ambtenaar Varamo is zijn eerste Nederlandse vertaling een feit.

Groots

~

In de romans van Aira is de hoofdpersoon meestal een in de midlife vastzittende man of vrouw. Zo ook in Varamo, waarin de held van het verhaal, de Panamese ambtenaar Varamo, nogal Dantesk “in het midden van zijn leven gekomen” opeens het belangrijkste gedicht uit de Midden-Amerikaanse literatuur blijkt te hebben geschreven.

Om het bijzondere hiervan te onderstrepen dient vermeld dat de man in de vijftig jaar dat hij inmiddels leefde nog nooit eerder ook maar een vers geschreven had en daar ook geen enkele behoefte toe had gevoeld; net zoals hij daarna nooit meer een dichtregel zou schrijven.

Het verhaal blikt terug op de omstandigheden waaronder Varamo dit gedicht – zonder het schrijfsel De zang van een maagdelijk kind ook maar een enkele keer te citeren – in een nachtelijke opwelling aan het papier toevertrouwde, en is zoals de schrijver het noemt de ontstaansgeschiedenis van een groot werk.

Odyssee

De gebeurtenissen voorafgaand aan het gedicht beginnen wanneer Varamo zijn loon bij de bank ophaalt en tot de ontdekking komt dat de twee biljetten van elk honderd peso vals zijn. Wanhopig, want bang om ophef te maken in de bank, en vervolgens te stuntelig om bij de politie aangifte gaan doen, zwerft hij door Colón. In de uren die volgen leidt zijn odyssee langs verkopers van clandestiene loten, Varamo’s paranoïde moeder, de organisatoren van een gelijkmatigheidsrally (jawel, een rally waarbij de deelnemers een zo gelijkmatige snelheid moeten aanhouden en er alles aan doen om tegenstanders te verleiden af te wijken van hun tempo), de laatste vrouw (waarvan in hemelsnaam de laatste?), zijn eigen pogingen om een vis op te zetten (ook iets wat hij nog nooit eerder heeft gedaan, maar wat hem in tegenstelling tot het gedicht niet zo succesvol afgaat), en een eenbenige smokkelaarster van golfclubs (die door te doen alsof het haar wandelstok is, er per poging maar ééntje mee kan smokkelen).

Het zijn de bizarre personages en situaties die het verhaal invullen: de rasgos circunstanciales. Zoals Aira Borges citeert: “de werkelijkheidspartikels, die, mits juist gecombineerd, een betoog vormen dat zozeer op dat van een roman lijkt dat het ervoor zou kunnen doorgaan”. En hiermee is de vorm van Varamo verklaard. Het is de ontstaansgeschiedenis van een fictief (?) gedicht, zo geconstrueerd opdat er een roman uit voortvloeit. Uiteraard is daarmee de kous niet af. Varamo schrijft in De nachtelijke invallen van Varamo wel degelijk een gedicht, en wel het belangrijkste uit de Midden-Amerikaanse literatuur. Bestaande uit de random achter elkaar overgeschreven teksten van alle nota’s, kattebelletjes en meegenomen papieren tijdens deze genoemde queeste. Een queeste die wel iets wegheeft van de onlangs door Harrie Lemmens vertaalde roman De muizen van de Braziliaan Dyonélio Machado, waarin een ambtenaar geld bij elkaar moet sprokkelen om de melkboer te betalen.

Hiermee heeft César Aira een meesterlijke roman geschapen. Niet alleen de genoemde compositie, ook het verhaal op zich is briljant verteld. Daarnaast past het zonder meer in het oeuvre van de Argentijn, dat vormgegeven wordt door stuntelige hoofdpersonages die een zekere angst hebben om met onbekende situaties om te gaan en even verbaasd en overdenkend de wereld overzien als de lezer. Een citaat uit Varamo dat als motto voor Aira’s werk zou kunnen dienen: “eens te meer stelde hij vast hoe veel onverklaarbaars er kon schuilen in wat voor normaal werd beschouwd”.