Oud portret opnieuw geschilderd
Een klassieke roman met een open einde kan voor hedendaagse auteurs een uitdaging zijn om een vervolg op te schrijven. John Banville, gefascineerd door het slot van The portrait of a lady (1881) van Henry James, vroeg zich af hoe het verder ging met de heldin Isabel Archer. Het resulteerde in een mooie roman waarin behalve Henry James ook de echo’s van Virginia Woolf en Jane Austen meeklinken.
Banville introduceert meerdere thema’s: Amerikanen die hunkeren naar Europa en de Europese cultuur, het klassenbewuste Engeland van honderd jaar geleden en het prille begin van de vrouwenemancipatie. Isabel Archer, getrouwd met Gilbert Osmond, bezint zich op haar huwelijk dat in een crisis is geraakt, en op haar toekomst. Haar leven tot nu toe – ze is als meisje uit de VS naar Europa gekomen – heeft haar langzamerhand bewust gemaakt van het web van intriges en bedrog waarin ze verstrikt is geraakt. Tegen de zin van haar echtgenoot, een kille snob die haar om haar geld heeft getrouwd, is ze op reis gegaan om afscheid te nemen van een stervende vriend. Zijn dood en de gesprekken met oude vriendinnen zetten haar aan het denken en roepen een verlangen naar onafhankelijkheid in haar op.
Zelfdefinitie en dreiging
De vertellersstem lijkt uit de 19e eeuw te komen. Banville kruipt in de huid van zijn protagoniste en laat zien hoe haar gedachten, emoties en indrukken haar langzaamaan een nieuwe richting doen inslaan. Met schilderachtige metaforen en een rustig, chronologisch tempo leert de lezer deze Isabel kennen. Het inzoomen op haar diepere lagen doet soms denken aan de stream of consciousness waarmee Virginia Woolf haar vrouwen portretteerde. Tegenhanger van deze vroeg-modernistische stijl is Banvilles beschrijving van de focus op huwelijk en geld, koppelaars-intriges en roddel – soms bijna in de trant van Jane Austen.
Te midden van ieders persoonlijke belangen en strevingen groeit Isabel Archer in haar zelfdefinitie als integer mens. Van het onbeschreven blad, het idealistische gansje dat in handen viel van een man die haar samen met zijn minnares tot een huwelijk heeft verleid, komt ze tot besef van de slechtheid van de medemens en gaat ze door haar vele angsten heen. Wie is opgevoed om te gehoorzamen en mannelijke wreedheid te ondergaan, heeft veel tijd nodig voordat inzicht en verzet doorbreken. In een sleutelscène met haar echtgenoot gaat ze bijna onderuit in een angstige jeugdherinnering. Ooit reed een zwarte koets met een mismaakte koetsier op de bok, die haar strak aankeek, rakelings langs haar heen. Het afschuwelijke gezicht van de man doemt opnieuw op in de beklemming die van haar machtsbeluste echtgenoot uitgaat:
‘En welke verschrikkelijke boodschap wilde hij haar overbrengen? Het was alsof een hoek van het weefsel waarvan de wereld was gemaakt was opgetild, zodat ze een glimp zou kunnen opvangen van de duisternis die zich daaronder bevond. De duisternis en de duistere dingen die daar altijd waren en wachtten tot ze naar boven konden kruipen en zich aan haar vast konden klampen, en waartegen al haar opgewekte zelfingenomenheid geen bescherming kon bieden.’
De sfeer van dreiging, die voortdurend op de loer ligt in het comfortabele societyleven, en af en toe door de kieren tussen de welgemanierde volzinnen glipt, is meesterlijk door Banville opgeroepen in deze wonderlijke, enigszins anachronistische pastiche. Het is alsof je een roman uit de 19e eeuw leest en toch ook weer niet… Net als zijn voorganger James laat Banville zijn protagoniste achter op de drempel van een nieuw bestaan. Ze neemt subtiel wraak op haar echtgenoot en vertrekt. Een ontmoeting met een idealistische journalist die haar voorstelt met hem mee te reizen naar de VS legt een mogelijke toekomst open.
Een subliem geschreven verhaal, dat misschien iets te veel leunt op het grote voorbeeld.