TO BE OR NOT TO BE
In de eerste zaal hangen ze: een foto van Alberto Giacometti door Ernst Scheidegger en een foto van Lynn Chadwick door Nico Koster. Ze geven het kenmerkende verschil tussen beide kunstenaars aan. De in Italiaans Zwitserland geboren Giacometti (1901-1966) neemt wat afstand van een beeld dat hij aan het maken is, de ogen wat dicht. De Engelsman Chadwick (1914-2003) staat erbij als een lasser. Toch zijn er ook tal van overeenkomsten. Verschillen en overeenkomsten maken de grote expositie van hun werk in Museum de Fundatie in Zwolle tot een spannende ervaring.
Giacometti is bekend door zijn lange, magere, ‘lintfiguren’. Pas als je eromheen loopt – wat in Zwolle kan – zie je pas hoe dun, haast eendimensionaal de afgietsels van deze figuren zijn. Ze variëren van klein tot groot, maar allemaal met dezelfde, wat dichte ogen als hun maker. Chadwick is bij het grote publiek minder bekend. Zwolle heeft van hem een beeld en een tekening in de eigen collectie. Een beeld lijkt bij hem haast een assemblage. De overeenkomst zit erin, dat beide kunstenaars de gewelddadigheden en dreigingen onder ogen zagen die zo kenmerkend bleken voor de vorige eeuw. Allebei op een figuratieve manier, wat na de Tweede Wereldoorlog niet zo vanzelfsprekend (meer) was, al lijken sommige beelden van Giacometti zoals Bos (1950), nagenoeg abstract.
Giacometti
Giacometti begon, zoals op de begane grond wordt getoond, te werken onder invloed van het kubisme en de volkskunst uit Afrika. Die invloed blijkt duidelijk uit respectievelijk De Lepelvrouw (1926) en Man en vrouw (1927). De eerste heeft de geometrie van het kubisme en de tweede lijkt op maskers uit Afrika. In deze tijd, midden jaren twintig, woonde de kunstenaar in Parijs. Hij volgde lessen bij de beeldhouwer en schilder Antoine Bourdelle. Zo’n tien jaar later besloot hij naar levende modellen te gaan werken. Hij vond zijn kenmerkende vorm: lopende mannen en stilstaande vrouwen. Er zijn prachtige, vroege voorbeelden van te zien, zoals Groep van drie mannen (1948), en als hoogtepunt de schitterende Lopende man uit 1960. Het zijn beelden die, net als Giacometti’s blik terwijl hij werkte, een zekere afstand scheppen.
Chadwick
Dat laatste geldt niet voor het werk van Chadwick. Sommige van zijn figuren, zeker die je ziet hoe hoger je in het museum komt, roepen zelfs een glimlach op, zoals het kostelijke Harde wind IV (1955). Het is een bronzen beeld, maar je blijft er de gelaste metalen onderdelen in terugzien uit ander werk, zoals Zittend paar en Leeuw II. Want beide kunstenaars maakten ook, dat mag niet worden vergeten, tal van beelden van beesten. Het verschil tussen beiden komt in een zaal zeer nadrukkelijk tot uiting: aan de ene kant staan de negen vrouwenbeelden die Giacometti in 1956 maakte voor de Biënnale in Venetië, bijna levensgroot. Daar letterlijk tegenover staan drie vrouwen die Chadwick maakte voor diezelfde Biënnale. De vrouwen van Giacometti staan er afstandelijk en stijf bij, die van Chadwick strekken hun armen uit en lijken hun zusters aan de overkant tot dansen aan te sporen: Kom, wees niet zo stijf.
Tekeningen
Er zijn ook tekeningen van beide kunstenaars te zien. Chadwick maakte ze achteraf, Giacometti als voorstudies. De tekeningen van Giacometti doen door het schetsmatige ervan aan die van Cézanne denken. Op de tekeningen van Chadwick worden soms dik aangezette vlakken afgewisseld door dunne lijnen, wat een prachtig beeld oplevert, zoals in Zonder titel (1962), een gewassen inkttekening.
Conclusie
De opzet van de expositie, inclusief de verrassing in het midden, stelt de persoonlijke stellingname op de voorgrond. Tegen het geweld en de dreigingen in het Europa van de vorige eeuw. Hieruit kan worden geconcludeerd, dat het de samenstellers duidelijk ging om de mens(figuren) zelf.
In de fraaie catalogus die de tentoonstelling begeleidt, citeert Michael Bird in een essay de kernachtige woorden van de Franse existentialistische filosoof en schrijver Jean-Paul Sartre. Deze schreef pal na de Tweede Wereldoorlog over Giacometti’s kunst: ‘We lijken tegenover de vleesloze martelaren van Buchenwald te staan. Maar een tel laten denken we er weer heel anders over: deze fijne en ranke wezens stijgen op naar de hemel. Het is ineens net alsof we op een groep hemelvaarders zijn gestuit’. ‘To be, or not to be, that’s the question’ zei Shakespeares Hamlet al.