Kunst
special: Column over de impact van kunst

Zo fragiel en breekbaar als een reiger

In onze rubriek Blikopeners schrijven redacteuren over een kunstervaring die hun leven op een kleine of grote manier veranderde. Els van Swol vertelt over een mobile van Alexander Calder, die de manier waarop ze naar kunst kijkt voorgoed bepaalde.

Ik herinner het me als de dag van gisteren. Mijn moeder nam mij mee naar het Amsterdamse Stedelijk Museum. Wat de aanleiding was, weet ik niet meer. Misschien had ze er zomaar, opeens zin in. Onder aan de grote, statige trap bleef zij stokstijf staan, de knieën recht, het hoofd achterover en de blik omhoog, naar het eind van de trap: daar hing een mobile van Alexander Calder, wiegend zijn evenwicht zoekend. Een mobile van een verstilde schoonheid, zowel langzaam en statig bewegend gelijk een zwaan, zo fragiel en breekbaar als een reiger, die schokschouderend zijn weg zoekt.

Het was een overweldigende ervaring, dat voelde ik aan de stilte die ons omringde, aan alles eigenlijk. Een immanent én transcendent kunstwerk, wat je ziet én wat daar bovenuit stijgt, vorm en inhoud, materie als idee ineen aan het hoge plafond en wij met beide benen op de grond, pogend, zo naar boven reikend, om zelf ook ons evenwicht te bewaren, bijna figuurlijk omver geblazen door dat lichte kunstwerk.

‘Als je het begrijpt’, schreef Calder in zijn autobiografie over kunst in het algemeen, ‘kan het je heel erg aangrijpen’. Mijn moeder begreep het in één oogopslag en droeg die kennis, dat gevoel ervoor, woordloos op mij over. Vanaf dat moment keek ik naar kunst als iets dat zowel aardse materie als bovenaardse sfeer is. In die kwetsbaarheid geldt dat niet alleen voor de mobile van Calder, maar bijvoorbeeld ook voor de tere stillevens van een Dick Ket of Jan Mankes. Ook de liefde daarvoor gaf mijn moeder mij mee.

‘Al zou je honderd versies van je scriptie schrijven’, tekende mijn scriptiebegeleider tientallen jaren later in de kantlijn ervan aan, ‘het thema transcendentie en immanentie zal er altijd in terugkomen’. Tot vervelends toe, dacht ze er waarschijnlijk bij. Zo is het maar net, want de ervaring ervan gaat spreken en zwijgen te boven, en is volgens de filosofe Susan Neiman – waar mijn scriptie onder meer over ging – ‘extremely important and indeed a good, sometimes the only, alternative to speaking or silence.’

Toen, onder aan die trap, heb ik voor eens en altijd begrepen, dat die combinatie van immanentie en transcendentie, innerlijk en uiterlijk, de basis vormt van elk groots kunstwerk, hoe klein en fragiel soms ook. De mobile van Calder heb ik later nog vele malen teruggezien en telkens moet ik aan die eerste keer denken. We zeiden niets tegen elkaar en liepen stil door, maar voelden op dat moment een verbondenheid die mij, zo klein als ik was, altijd is blijven vergezellen.