“Ik wilde de vrouw vermenselijken.”
De debuutroman van schrijfster en zangeres Stella Bergsma deed aardig wat stof opwaaien. Het onverbloemde, niet perse vrolijke boek werd positief ontvangen, maar er zijn ook lezers die het na enkele pagina’s terzijde schuiven. Een gesprek met de auteur van Pussy Album.
Pussy Album verhaalt over de 37-jarige Eva van Liere, een vrouw die haar baan als lerares verliest wanneer ze een relatie krijgt met een leerling. Bijkomende misère: haar grote liefde gaat er na zeventien jaar vandoor. Voor Eva reden zich onder te dompelen in een mistroostige wereld van drank, seks en misantropie. Haar ondergang lijkt onafwendbaar, al gloort er ergens een sprankje hoop. De taal in Pussy Album is onverbloemd, soms meedogenloos, maar de roman zit ook vol humor en stilistische vondsten.
Wat vond je van alle reacties?
“Ik had wel verwacht dat mijn boek zou scoren omdat er seks in zit, maar ik dacht ook dat de literaire critici het links zouden laten liggen. Niets is minder waar: Het krijgt positieve kritieken en wordt heel serieus genomen. Bij de lezer is het echt een kwestie van ‘hate it or love it’. Sommige mensen vinden het vreselijk. Ze denken dat ik alleen maar wil scoren met die provocatieve teksten en seksscènes. Anderen vinden het juist weer erg goed. Iets wat ze nog nooit eerder hebben gelezen.”
Reageren mannen anders dan vrouwen op je boek?
“Pussy Album wordt nu gelezen door de leesclub op Hebban (grootste lezerssite van Nederland). De vrouwen die daar zitten hebben over het algemeen een hele andere smaak. Ik kan meelezen en lees dan soms dat ze het een erg slecht boek vinden. Dat zeggen ze dan niet één keer, maar blijven ze herhalen. Dat vind ik best pijnlijk om te lezen. Van mijn vriend mag ik daar dan ook niet meer kijken haha. Er zijn ook vrouwen die stiekem mailen dat ze veel herkennen. Maar mannen zijn eigenlijk enthousiaster over mijn boek. Onlangs schreef een man op Twitter dat hij aan het einde moest huilen. Dat vond ik mooi en dapper van hem. Mannen zullen dat toch minder snel toegeven, zeker niet in het openbaar.”
Ik lees overal dat een onverbloemd boek als Pussy Album zelden of nooit door een vrouw wordt geschreven. Waarom zou dat zo zijn?
“Ik denk dat vrouwen altijd met een extra condoom om schrijven en dat ze steeds in hun achterhoofd houden dat ze ook charmant moeten zijn. Laatst zei Saskia Noort dat nog bijna letterlijk in een interview: dat ze heel lang te ‘pleaserig’ schreef. Ook met ergens in haar achterhoofd: “Straks vindt geen man me meer leuk”. Ik durf te zweren dat schrijvende mannen geen seconde over zoiets nadenken. Vrouwen schrijven daardoor vaak minder compromisloos en laten minder van zichzelf zien. Van hun ware zelf. Juist die meedogenloosheid naar jezelf toe is wat interessant is om te lezen.”
“Tijdens het schrijven moet je dus geen seconde nadenken over of het wel of niet door de beugel kan. Je denkt het, dus het heeft bestaansrecht. Ik vermoed dat dit mechanisme in het dagelijks leven ook invloed heeft: De vrouwelijke rol is toch nog meer een toneelstukje dan de mannelijke. Mannen zijn gewoon mensen en wat er dan overblijft is de vrouw geworden. Als mannen lomp zijn of onbeschoft, wordt hen dat wel vergeven. Want al die dingen zijn tenslotte menselijk. En daarom heb ik dit boek geschreven: Ik wilde de vrouw vermenselijken. Dat was ik aan mijn soort verplicht, vond ik.”
Ben je begonnen aan Pussy Album met de hele plot in je achterhoofd?
“Nee, ik ben zonder verhaal gaan schrijven en begon met de litanieën die je bij aanvang van ieder hoofdstuk ziet. Gewoon getier en ideeën over het leven in het algemeen. Mijn idee was om mijn hele boek zo te schrijven, met geraaskal en hersenspinsels van een dronken, onaangepaste, maar boeiende vrouw. Ik wilde ook niet per se een mooi boek schrijven. Eigenlijk wilde ik liever een lelijk boek schrijven dat zou schuren en verontrusten, en dat een reactie teweeg zou brengen en de lezer niet in slaap zou sussen.”
“Het maakte me dus niet uit of het een slecht boek zou zijn, of een boek zonder een mooi verhaal. Ikzelf houd helemaal niet van boeken met een verhaal. Ik lees graag iemands woorden en gedachten, mits die persoon interessant is natuurlijk. Niet per se wat iemand overkomt. Gaandeweg begon ik te merken dat een zekere lijn in al die gedachten en een zweempje van een plot toch wel prettig waren om te lezen, ook voor mezelf als ik het terug las. Dus ik ben er stukje bij beetje steeds meer verhaal in gaan schrijven. Het was een compromis eigenlijk, voor de leesbaarheid.”
In hoeverre lijk jij op het hoofdpersonage Eva van Liere?
“Ik denk dat wel allemaal wel iets van Eva in ons hebben. Al mijn slechte eigenschappen, nare kantjes en onhebbelijkheden heb ik dik aangezet en op haar geprojecteerd. Op sommige momenten lijk ik veel op haar en heb ik een hekel aan de hele mensheid. Maar het is maar een kant van mij. Ik kan ook heel vrolijk en opgeruimd zijn. Optimistisch en hoopvol. Maar wie wil dat nou lezen?”
Met welk ander personage uit je boek heb je veel affiniteit?
“Eigenlijk met allemaal wel. Van de gekke buurvrouw tot de dronken dokter die iedere avond in de kroeg wanhopige pogingen doet een vrouw mee naar huis te krijgen. Het zijn allemaal mensen en eigenlijk heb ik de mensheid zeer lief. Het meest houd ik van Raven natuurlijk, zo’n prachtige, serieuze jongen die nog lang niet weet wat diep cynisme betekent. Hoe kun je daar nou niet van houden? En met Zonnie B, de verlepte zonnebloem.”
Zijn er eigenlijk mensen in je omgeving boos geworden omdat ze zich herkennen in een personage uit je boek?
“Nee, hahaha, mijn vriend was aanvankelijk wel wat ontstemd dat het boek niet nog meer over hem ging en in plaats daarvan over zo’n raar puberknulletje. Maar dat is onzin, het boek is een volledige liefdesverklaring aan hem en hem alleen.”
Er wordt wat afgezopen in Pussy Album. Schreef je eigenlijk altijd nuchter?
“Nee, ‘write drunk, edit sober’, zei Hemmingway al. Dronken schrijf je de meest fantastische dingen, omdat je minder remmingen hebt en je geweten niet tegensputtert. Maar bij mij zijn dan altijd maar een paar zinnen schitterend, daarna komt er alleen maar onzin uit. Die paar zinnen zijn wel de mooiste van het boek, denk ik.”
Eerder heb je gedichten van Bukowski vertaald. Heb je veel van hem opgestoken?
“Hij schrijft zoals ik het graag lees: Eerlijk, onverbloemd en geen rekening houdend met de lezer. Niemand willen plezieren en gewoon jezelf laten zien. Hij schrijft alleen veel ‘rechter’ dan ik. Ik geniet te veel van de woorden en wil er mee kleien tijdens het schrijven. Ik vind een passage vol onzin die lekker loopt of mooi klinkt vaak fijner dan een saai stuk tekst dat wel ergens op slaat. Zijn ritme vind ik ook fijn, maar dat van mij is veel sneller. De gedichten die ik vertaalde waren die van een man aan het einde van zijn leven, dat las je terug in het tempo. Een soort rust en leegte zat er in. Dat kan ik ook, maar dat wil ik pas doen als ik zelf op dat punt in mijn leven ben.”
Zelf schrijf je ook gedichten. Heeft het schrijven van poëzie je taal aangescherpt?
“Ja, ik heb eerst honderden meters aan slechte cliché-taal moeten verslijten. Mooi-schrijverij. Teveel jebestdoenerij. Alles waar iedere amateur die gedichten schrijft zich aan bezondigt. Ik heb veel slechte poëzie geschreven om erachter te komen wat wel goed is en waarom dat zo is.”
Wie zijn verder je literaire voorbeelden?
“Dat zijn er heel veel: Van Reve tot Céline en van Houellebecq tot Bret Easton Ellis. Patrick deWitt is de laatste tijd een van mijn grootste helden. Hij schreef een boek over een alcoholische barman. Het is ongelofelijk goed geschreven. Proza, maar het zouden ook gedichten kunnen zijn.”
Behalve schrijfster ben je ook muzikante. Wat zou de ideale soundtrack zijn bij Pussy Album?
“De taal in het boek is zelf de muziek. Zo’n soundtrack leidt alleen maar af. Mijn taal moet vol en rijk genoeg zijn om zelfvoorzienend te zijn. Dat is namelijk mijn doel als ik schrijf: muziek maken. Ik ben geen enorme fan van soundtracks bij boeken of gedichten. Soms werkt het, maar meestal vind ik het niet mooi. Als er al een soundtrack bij mijn boek zou horen, is het Mahlers negende. Ik had dat stuk als opzet voor mijn boek. Zo wilde ik dat mijn boek moest klinken: Heftig-heftig-heftig en dan heel ingetogen eindigend. Als een doodsstrijd eigenlijk.”
Heeft het je schrijven beïnvloed dat je muzikante bent?
“Ik denk het wel. Ik houd erg van ritme in taal. Ergens vind ik dat het allemaal moet klinken als gesproken woord. Een rap, een bulderspeech, een donderpreek. Ik schrijf vaak achter elkaar door, maar zonder te editen. Dan ga ik alles aan mezelf voorlezen en dan moet ook alles kloppen: de cadans, de voortgang. Er kan dan geen woord te veel of te weinig in staan. Daar was ik soms dagen mee bezig. Het moest een compositie worden.”