‘Die countrymuziek kwam me even mijn neus uit’
Het Noord Nederlands Toneel in Groningen beschikt sinds januari 2009 over een nieuwe artistieke leiding. Ola Mafaalani neemt de regie van de grote stukken in de Stadsschouwburg voor haar rekening, terwijl mederegisseur en partner Ko van den Bosch de iets kleinere, experimentele voorstellingen in Theater de Machinefabriek regisseert. Op 16 april gaat Heelhuids en halsoverkop, een countrymusical in première; een coproductie van het Noord Nederlands Toneel en het Groningse dansgezelschap Club Guy & Roni. 8WEEKLY sprak met regisseur én schrijver Ko van den Bosch over dit nieuwe project.
Musicals zijn populair. Joop van den Ende verdient miljoenen met zijn producties, die iedere keer spectaculairder en emotioneler lijken te worden. Slimme marketingtrucs zoals een reeks tv-programma’s dragen alleen maar bij aan de toename van het publiek dat op dit genre afkomt. Toch is dat volgens Ko van den Bosch niet de reden dat het Noord Nederlands Toneel nu ook een musical op de planken brengt. ‘Het was eigenlijk een grote wens van Malou Gorter (vaste actrice bij het gezelschap – red.) nog eens een musical te maken. Toen Club Guy & Roni, die eveneens een musical wilden produceren, ons benaderden voor een samenwerking, was dat een mooie kans om die droom waar te maken.’ Het dansgezelschap en het nieuwe Noord Nederlands Toneel waren nog onbekenden voor elkaar, maar ze hebben zeker raakvlakken. ‘Ola had al vaker met dans gewerkt, ikzelf niet. Ik maak meer stukken met performance. Dat is wel goed met dans te combineren.’
Guy Weizman, choreograaf van Club Guy & Roni, wilde graag iets doen met countrymuziek. Hij benaderde daarvoor componist David Dramm, die zich voor de arrangementen liet inspireren door zowel traditionele als moderne countryzangers en -bands. Van den Bosch, die het verhaal zou schrijven, was niet meteen dolenthousiast. ‘Na twee weken kwam die countrymuziek me mijn neus uit. Ik wilde er een draai aan geven, om het interessanter te maken.’ Daarvoor vond hij inspiratie bij regisseur David Lynch, bekend om zijn surrealistische films. ‘Die zwarte kant, daar was ik naar op zoek,’ zegt Van den Bosch. ‘Ik bedacht een hotel, waar gasten verblijven die allemaal ellende hebben doorgemaakt. Ze moeten daar noodgedwongen de tijd met elkaar doorbrengen. Zo kwam ik uit bij de magische wereld van The tempest, of De storm, van Shakespeare.’
Durf te leven!
Net als in het stuk van Shakespeare steekt er in Heelhuids en halsoverkop een storm op, waardoor de hotelgasten niet kunnen vertrekken. Er ontstaan allerlei relaties tussen de personages. Hoteleigenaar Andreas, die gelijkenis vertoont met Shakespeares Prospero, probeert op een bijna dictatoriale manier iedereen gelukkig te maken. De storm dwingt de mensen hun beslissingen en fouten uit het verleden onder ogen te zien en nu de juiste keuze te maken. Van den Bosch wil de toeschouwers dan ook het volgende meegeven: ‘De figuren moeten eerst alle shit die zich heeft opgehoopt in hun leven opruimen om daarna vol voor de liefde te kunnen gaan. Eigenlijk wil het stuk zeggen: mens, durf te leven!’ Een positieve boodschap dus, maar de uitwerking leverde hier en daar wel moeilijkheden op. ‘De taal vormt vooral een probleem. De dansers van Club Guy & Roni spreken vrijwel geen Nederlands, dus daar moest ik een oplossing voor vinden.’ Zo zijn de gasten in het hotel niet allemaal Nederlandstalig geworden en Van den Bosch hoopt dat dat uiteindelijk werkt.
De regie was eveneens niet simpel. ‘We hebben bij deze voorstelling twee regisseurs, Guy Weizman en ikzelf. Dat was in het begin nogal aftasten, ook omdat we elkaar nog niet goed kenden. We hebben er uiteindelijk voor gekozen om één persoon een bepaalde scène te laten regisseren, waarbij de ander dan suggesties kon leveren. Daarbij deed Guy vooral het choreografische en ik het theatrale gedeelte. Een beetje opportunistisch, dus.’
Thuiswerk
Van den Bosch ziet theater vooral als manier om vragen te kunnen stellen die normaal niet gesteld worden, om dingen te bedenken die niet bedacht mogen worden. In de praktijk uit zich dat bij hem in een veelheid op het toneel, waar het publiek zelf maar een interpretatie uit moet kiezen. Hoewel ze wel dezelfde vormentaal hanteren, maakt zijn partner Ola Mafaalani veel hardere artistieke keuzes. ‘Zij richt zich vooral op één boodschap, maar dat werkt misschien ook wel veel beter in de grote zaal.’ Mafaalani was niet direct betrokken bij deze musicalproductie, maar normaal gesproken werkt het koppel wel veel samen. Hij schrijft vaak de teksten voor haar voorstellingen en brengt daar dan wat absurde elementen in, om het luchtiger te maken. Doordat ze nu samen een stadsgezelschap runnen, nemen ze hun werk wel vaker mee naar huis. ‘Dat was vroeger, toen we nog apart werkten, wel overzichtelijker. Nu praat je thuis wel eens over fouten die je gemaakt hebt. We hebben wel artistieke discussies, waarbij we elkaar kunnen aanvullen met nieuwe ideeën en invalshoeken. Maar echte ruzies zijn daar nog niet uit voortgekomen.’
Noord Nederlands Toneel en de stad
De werkwijze van Van den Bosch onderging bij het Noord Nederlands Toneel geen grote veranderingen. Bij zijn vorige, zelf opgerichte gezelschap, Alex d’Electrique, vormde het neerzetten van een voorstelling een groepsproces, waarbij iedereen een zinnige bijdrage kon leveren. ‘Dat lijkt erg op de situatie bij het Noord Nederlands Toneel. Er is grote openheid bij zowel de keuzes voor als de invulling van de voorstellingen. Dat het Noord Nederlands Toneel vrij plat georganiseerd is, draagt daar aan bij. De vorige artistiek directeur, Koos Terpstra, hield er niet van om grote sterren aan te trekken, waardoor er een compleet, gelijkwaardiger ensemble ontstond. Dat past goed bij onze manier van werken,’ meent Van den Bosch.
De regisseurs willen van het Noord Nederlands Toneel zelf in de stad Groningen ook geen sterspeler maken. ‘We proberen juist een netwerk op te bouwen met de verschillende artistieke instellingen, zoals het Groninger Museum en het Grand Theatre, door middel van samenwerkingsprojecten. Zo kan het Noord Nederlands Toneel beter in de stad aarden.’ Mafaalani en Van den Bosch willen met hun stadsgezelschap proberen dat wat leeft in Groningen uit te vergroten naar wat leeft in de wereld, en dit in de voorstellingen te verwerken.
Zo zet het Noord Nederlands Toneel verschillende projecten op, zoals een parallelvoorstelling bij Medea op de Grote Markt. Met de Garage, een soort georganiseerde kroegavond op zondagavond, wordt kunstenaars en andere getalenteerde Groningers een platform geboden om hun artistieke kanten te laten zien. Wat voorstellingen in het NNT-theater De Machinefabriek betreft, heeft Van den Bosch nog weinig concrete toekomstplannen. ‘Dat bekijk ik eigenlijk per half jaar, per voorstelling dus. Maar ik heb wel ideeën over een stuk met twee trashy dames. Dat moet een grofgebekte voorstelling worden, een absurde afrekening met wat er momenteel in Nederland gebeurt.’ Voorlopig slokt Heelhuids en halsoverkop echter nog even alle aandacht op.
Heelhuids en halsoverkop is vanaf 9 april 2009 te zien. Op 16 april is de première en het stuk speelt tot en met 9 mei in Theater de Machinefabriek in Groningen. Meer info op www.nnt.nl.