Streetdance, schilderen met lichamen en Mahler
Ging het in ons eerste verslag van Holland Festival 2017 veel over de huidige staat van zaken in onze maatschappij, deze week gaan we bewegen. Dansers uit Brooklyn laten Stadsschouwburg Amsterdam op de grondvesten trillen, een Griekse kunstenaar maakt indruk met bizarre fantasieën en Alain Platel ontroert diep.
10 juni: Reggie (Regg Roc) Gray/Peter Sellars – FLEXN
Flexing is een spectaculaire vorm van streetdance die vooral in Brooklyn wordt beoefend. Hierbij gaat het niet, zoals meestal, om de battle maar om het vertellen van verhalen.
De swingende elektronische soundscape is door de hele Stadsschouwburg te horen, maar als je opgewonden de zaal betreedt zie je daar veel blanke ouderen, keurig gekleed en gekapt. Voor sommigen van hen, met vingers in de oren, is de muziek duidelijk te luid. Als de dansers van FLEXN – veel dreadlocks en mooie sneakers – het podium betreden wordt duidelijk: hier zijn twee gescheiden werelden, het keurige schouwburgpubliek en deze jonge gasten. Lijkt het niet een beetje op aapjes kijken, wat we nu gaan doen?
De dans is prachtig en vitaal. Er wordt soepel op teentoppen gebalanceerd en op knieën over de vloer gegleden. Schouders worden bijna uit hun kom gedraaid. De gedanste verhalen gaan over pijn, liefde en verlangen. Soms over een oorlogssituatie, racisme of politiegeweld. Maar er is zelden echte agressie en de gebruikte muziek is bijna sentimenteel te noemen. Er wordt veel geleden, over harten gewreven, gezucht, handen gekust en ondertussen is de dans magistraal en fascinerend.
Al wordt er na ieder verhaal enthousiast geapplaudisseerd, er blijft afstand tussen dansers en publiek. Je hebt constant het gevoel dat deze vorm iets stijfs heeft, dat ze het in Brooklyn vast niet zo doen. Tot na het slotapplaus, als er dan toch een soort battle is en iedereen eindelijk een beetje los komt. Mooi is dat er dan een paar zwarte kinderen voor het podium zijn komen staan die er door de dansers op worden getrokken en hun moves mogen laten zien. Tijdens de inleiding voor de voorstelling is onder andere gepraat over het belang van kunst voor de minder draagkrachtigen onder ons. Waarom was er niet een hele groep van zulke kids? Zou dat niet super zijn geweest? Voor henzelf, voor de dansers en voor ons?
18 juni: The Great Tamer – Dimitris Papaioannou
The great tamer, de grote temmer, is volgens de Griekse kunstenaar Dimitris Papaioannou de tijd. Wij mensen zijn de enige wezens op aarde die zich bewust zijn van hun sterfelijkheid en dat kleurt alles wat we doen. Dat moet ook, zegt Papaioannou, want we zijn verplicht om alles uit ons leven te halen wat er in zit. Hij maakt zijn eigen theorie volop waar. Papaioannou is opgeleid als beeldend kunstenaar en schilder, maar toen hij het theater ontdekte raakte hij daar gefascineerd door. Hij slaagde er in iconische figuren als Pina Bausch en Robert Wilson als mentor te krijgen. Papaioannou beschouwt zichzelf niet als theatermaker, hij is een beeldend kunstenaar die werkt met lichamen.
Het toneel heeft de vorm van een grote helling bestaande uit heel veel zwarte matten. Een man gaat naakt op één van de matten liggen, een ander bedekt hem met een laken en een derde laat een andere mat vallen waardoor het laken weer wegwaait. Dit wordt een aantal keren herhaald, steeds sneller. Geestig is dat veel later in de voorstelling de mannen met laken en mat al klaar staan terwijl de man die gaat liggen zich nog gehaast moet uitkleden.
We zien een bijzondere centaur: een vrouw wier torso gevormd wordt door de naakte billen en benen van twee mannen. Er wordt een granenveld gebouwd met strohalmen die als dartpijlen door de lucht worden gegooid. Soms herken je een schilderij, Rembrandt, Caravaggio en andere klassieken. Constant zien we beelden die veranderen, niet zijn wat ze in eerste instantie lijken. Vaak is het grappig, soms ontroerend of zet het je aan het denken. Altijd is het knap, origineel en verrassend.
Echter, alleen een opeenvolging van beelden, hoe mooi ook, wordt op den duur een beetje saai. Net als ik denk, nu mag het wel stoppen, volgt een reeks schitterende momenten die samen een verhaal vormen. Eigenlijk net als in het echte leven. Een man om te blijven volgen, deze bijzondere Papaioannou met zijn, naar eigen zeggen, bizarre fantasieën.
20 juni: Nicht schlafen
Op het toneel van Koninklijk Theater Carré liggen twee dode paarden. Al wist ik van tevoren dat die er zouden zijn, toch is het even slikken. Het is een vervreemdende gewaarwording me in de feestroes van een langzaam vol stromende theaterzaal te bevinden terwijl er een paar lijken liggen. Halverwege de voorstelling komt er nog een dood paard bij, dat hakt er behoorlijk in.
Nicht schlafen van Alain Platel is geïnspireerd op de tijd van vlak voor de Eerste Wereldoorlog die, zo zeggen de makers van de voorstelling, erg leek op de huidige: dezelfde angst, verwarring, onzekerheid en explosief geweld. Kunstenares Berlinde De Bruyckere, verantwoordelijk voor het indrukwekkende decor, maakt sculpturen van echte paardenkadavers. In deze context is dat een mooi en passend beeld, er zijn immers miljoenen paarden gesneuveld in die oorlog.
Nicht schlafen begint heel stil, de dansers scharen zich rondom de paarden en heffen een gezang aan. Eén van de mannen danst een indrukwekkende solo en dan, plotseling, is iedereen met elkaar aan het vechten. Kleren worden van lichamen gescheurd, er wordt geschreeuwd, het lijkt eindeloos te duren. Het publiek lacht er af en toe om, maar het doet mij vooral denken aan de manier waarop mensen elkaar op sociale media met woorden afmaken. Net zo agressief en net zo zinloos.
Dan wordt iedereen rustiger, muziek van Mahler zwelt aan en langzaam beginnen de dansers synchroon te bewegen. Platel toont veel lef door hier het overbekende Adagietto uit de Vijfde Symfonie te gebruiken. De kans op sentimentaliteit ligt op de loer, maar de paradoxale combinatie van die meeslepende muziek op het hoogste volume en de hortende rauwe bewegingen van de dansers is overweldigend.
Wat volgt naast gezamenlijke dansen zijn veel onderonsjes. Het is alsof niemand weet hoe ze met hun gevoelens om moeten gaan. De bewegingen zijn bijna spastisch, het lijken kinderen. Soms is er harmonie en dan zijn er weer oplaaiende conflicten. Het slot is vrolijk en uitgelaten, eindelijk is iedereen vrij. Het is geweldig om die mooie dansers zo vol overgave aan het werk te zien op de steeds veranderende soundscape: koebellen, nog meer Mahler, het ontroerende geluid van slapende dieren.
‘Hör auf zu beben! Bereite dich zu leben’.