Muziek / Achtergrond
special: North Sea Jazz Festival vrijdag

Broeierige jazz

Het is beklemmend heet op de eerste dag van het North Sea Jazz Festival. Rond vijf uur stroomt de Ahoy vol, en zoekt het publiek naar een plaats bij de eerste concerten. Een goed begin lijkt Eric Vloeimans’ Fugimundi.

Met Harmen Fraanje (piano) en Anton Goudsmit (gitaar) vormt de trompettist een trio waarvan met gemak gesteld kan worden dat het tot de wereldtop behoort. De verwachtingen maken ze waar. In het openingsnummer, een evenwichtig deinzend stuk van Fraanje, is het hier en daar nog zoeken naar de juiste invulling. Wellicht was een zachte kwast over een snaredrum welkom geweest, zeker in de tocht naar de climax, maar vanaf het tweede nummer vervaagt de wens naar een ritmesectie. Een arabesk trompetje leidt een tango in waarbij Goudsmit en Fraanje elkaar feilloos vinden. Zoete melancholie voert de luisteraar voort.

Geraffineerd

~

Bij Pat Metheny is daar minder sprake van. De langharige gitarist is begaafd in het combineren van jazz en rock, maar lijkt vandaag te kiezen voor het eerste. Geflankeerd door Lyle Mays (toetsen), Steve Rodby (bas) en Antonio Sanchez (drums) laat hij horen waarom hij zo gevierd is. Metheny beleeft zijn solo’s met een getergde blik, in volledige controle over zijn snaren. Ook bij ongekende snelheden behoudt hij zijn verfijnde aanslag. Nu en dan wordt het echter glad, mede door het spel van toetsenist Mays. Deze probeert Metheny te imiteren, zo lijkt het. Maar hij heeft noch de finesse, noch de verbeeldingskracht van de vermaarde gitarist, waardoor zijn spel nu en dan verzandt in een clichématige (technisch goede) opeenhoping van noten. Het verwordt hevige jazz.

~

Ornette Coleman (altsax, viool), ‘artist in residence’, heeft te maken met hoge verwachtingen. Hij speelt op alle drie de dagen, en vandaag in een plusconcert, waarvoor de bezoeker extra betaalt. Het wordt al vrij snel duidelijk dat Coleman veel vraagt van het publiek. Als een sirene laat hij zijn saxofoon los op de ritmesectie, die eigenlijk nauwelijks op elkaar ingespeeld lijkt. De oudgediende muzikant beweegt niet en lijkt van bladmuziek te spelen. Hij neigt naar het plichtmatige, lijkt er geen zin in te hebben. Dat straalt af op het publiek, dat in golven de zaal verlaat. Bij een melodieus ingezet stuk blaast Coleman expres valse noten. Enig avant-gardisme kan spannend zijn, maar te veel, vermoeiend. En zeker wanneer de muzikant geen enkele poging doet zijn publiek deel te maken van zijn muziek, doemt de vraag op voor wie dit concert bedoeld is.

Onbevangen

In tegenstelling tot Coleman kent Hudson Mohawke geen enkele pretentie. De 23-jarige Schotse dj is verlegen in zijn uiterlijk maar laat zijn beats van meet af aan de zaal in kegelen. Hij is de baas over zijn muziek, waarin hij constant dynamiek zoekt. Elektronische strijkers zorgen veelal voor de nadruk op zijn retro aandoend knutselwerk. Nu eens rustig, dan weer snoeihard, knalt hij met filmische precisie over zijn breaks heen. Hij bouwt zijn show zorgvuldig op. Beginnend met hiphop, voert hij het enthousiaste publiek via electro naar dubstep. De cheesy opvulling van zijn beats wordt poëtisch in een knipoog naar alle camp. Hudson Mohawke lijkt rechtstreeks uit zijn slaapkamer getrokken, waar hij eindeloos bedacht heeft welke muziek hij wil beluisteren en mixen. Het is de vraag wat hij op dit festival doet, maar het publiek is bekoord door zijn vereenzelviging van elektronische stijlen. Bewonderenswaardig.

~

Een zeer logische naam op North Sea is José James. Vergezeld door onder meer Jef Neve (piano), speelt hij eerder dan verwacht. Eigenlijk was het nu de beurt aan Gil Scott-Heron, maar die is al een week ‘zoek’, en derhalve geannuleerd. James speelt klassiekers van John Coltrane – met verve. Helaas laat het geluid te wensen over, waardoor het lastig is de instrumenten van elkaar te onderscheiden. Maar zijn zachte stem is krachtig, en zijn talent benadrukt hij in ‘My Favorite Things’. De zanger legt de accenten zodanig dat het zijn nummer wordt, waarbij hij de frasering van Coltrane aanhoudt. Het verplaatsen van de tellen doet denken aan de oude meester, en James lukt dat moeiteloos. Volgend jaar wellicht in een grotere zaal, met beter geluid?

Goede sfeer

Dat ingewikkelde ritmes en moeilijk te verteren thema’s ook laagdrempelig kunnen zijn, bewijst de New Yorkse band Rudder. Het is knap hoe de vier jongemannen het publiek deelgenoot maken van hun behoorlijk complexe muziek. Wellicht heeft dat ermee te maken dat ze lachend op het podium staan, als vrienden die hun garage al lang ontstegen zijn. Hun plezier ontlokt enthousiasme. En, daarbij, het zijn heel goede muzikanten. Ze voelen nauw aan waar de zaal naar verlangt, en presenteren hun spel als een origineel gerecht, bedacht door een geniale chefkok. De ingrediënten zijn strakke drums, bevlogen solo’s, humor en vooral geen pretentie.

~

Joshua Redman (sax) sluit de eerste dag van het festival af. Dat doet hij met een dubbel trio: twee drummers, twee bassisten. Ze spelen echter niet tegelijk, maar wisselen elkaar af. Dat zorgt voor een aangename dynamiek, waarin sereniteit hoogtij viert. Achterin de zaal beginnen de eerste bezoekers toe te geven aan hun vermoeide benen. Een rij liggende mensen benadrukt de sfeer van het concert. Niet dat het saai is – integendeel. Redman komt het compliment toe dat de bezoeker gedwongen wordt over zijn of haar dromen na te denken tegen de achtergrond van hoogstaande muziek. Er hoeft eigenlijk niet gekeken te worden, slechts geluisterd. Een betoverend einde van een warme dag vol muziek.