Muziek
special: Indrukwekkende Monteverdi-cyclus Pierre Audi

Nederlandse Opera viert vierhonderd jaar opera

Om dit ‘verjaardagsfeestje van de opera’ te vieren, opent De Nederlandse Opera het nieuwe seizoen met een Monteverdi-cyclus, waarin niet alleen de drie overgeleverde opera’s van Monteverdi te zien zijn, maar ook een bijzondere voorstelling met operafragmenten en madrigalen. De komende twee weken doet 8WEEKLY verslag.

L’Orfeo

~

Dat L’Orfeo de eerste echt geslaagde opera is, is niet verwonderlijk. Orpheus is dé symbolische held van de opera. Hij is immers componist, musicus en zanger – het is dan ook niet zo vreemd dat er meer dan zestig operaversies van de Orpheus-mythe bestaan. Het verhaal is vooral bekend van Ovidius. Euridice, de geliefde van Orpheus trapt op een giftige slang, waarna ze sterft. Orpheus is ontroostbaar, en besluit een poging te ondernemen haar uit het dodenrijk terug te voeren. Met zijn zang en muziek weet hij zelfs de monsterlijke Furiën tot tranen toe bewegen, en van het godenpaar dat het dodenrijk regeert, krijgt hij toestemming Euridice terug te voeren, op voorwaarde dat hij haar zal voorgaan zonder naar haar om te kijken. Orpheus kan zich echter niet bedwingen, kijkt haar in de ogen en verliest haar daarmee opnieuw.

Niets van waarde is eeuwig

Monteverdi volgde in zijn opera L’Orfeo het klassieke Orpheus-verhaal vrij lang nauwgezet. In de eerste akte staat het liefdesgeluk van Orpheus en Euridice centraal; in de tweede sterft Eurydice; in de derde reist Orpheus naar de onderwereld en in de vierde vindt en verliest hij Euridice weer. Daarna volgt echter nog een akte, waarin Orpheus voor een laatste maal zijn geliefde bezingt en verzucht dat alle andere vrouwen hooghartig en oppervlakkig zijn. Dan verschijnt Apollo, die Orpheus vraagt of hij nog altijd niet geleerd heeft dat op de aarde niets van waarde eeuwig is. Wil Orpheus van het eeuwige leven genieten, dan moet hij zich bij hem in de hemel voegen. De Christelijke moraal is duidelijk.

Met dit einde wijkt Monteverdi duidelijk af van de ‘oorspronkelijke’ mythe. Hierin blijft Orpheus treuren. Hij stuurt alle vrouwen weg, en bezingt slechts zijn Euridice. De Mainaden, met wie hij zich vroeger in Dionysische orgieën had begeven, nemen echter wraak, en scheuren hem woedend aan stukken. Zijn harp en hoofd spoelen aan op het eiland Lesbos, waar het nog jaren orakelt…

Het falen van de muziek

~

Op het eerste gezicht staat in Monteverdi’s L’Orfeo de overwinning van de zangkunst centraal; Orpheus voert immers slechts gewapend met zijn stem zijn geliefde uit het dodenrijk. Maar keer op keer faalt de muziek.
Al in de eerste akte gaat het fout, wanneer herders en nimfen met hun zang de goden vragen het gelukkige paar voor ongeluk te bewaren. Nadat nog een koor verteld heeft dat Orpheus zo gelukkig is dat hem niets te wensen rest, komt het bericht van de boodschapster over Euridices jammerlijke dood nauwelijks onverwacht.

Vergezeld door de godin van de hoop begeeft Orpheus zich richting onderwereld, maar aangekomen bij de Styx moet hij alleen verder. En weer faalt de zangkunst. Tekenend is de befaamde aria Possente spirto, waarin Orpheus probeert de veerman Caronte te vermurwen door zo mooi mogelijk te zingen. Caronte wordt wel geraakt door Orpheus’ zang, maar is onverbiddelijk. En valt vervolgens in slaap… Ook op Pluto, heerser in de onderwereld, heeft Orpheus’ ‘bel canto’ geen effect, het is de overredingskracht van zijn echtgenote Proserpina die zijn hart doet smelten. Het duet van de goden is eigenlijk het enige echte liefdesduet in L’Orfeo.

Wanneer hij zijn geliefde Euridice voorgaat, bezingt hij niet zozeer haar als wel zijn ‘almachtige’ lier. Deze zelfoverschatting kan niet ongestraft blijven… nog tijdens dit loflied op zijn eigen muziek, slaat de twijfel toe. Volgt Euridice het gezang nog wel?

Blinde liefde

Net voordat Orpheus omkijkt, vraagt hij ‘Wat vrees je, mijn hart? Wat Pluto verbiedt, beveelt Amor.’ De liefde verheven boven alles, zo lijkt het, maar Amor is een gecompliceerde figuur. De Duitse cultuurfilosoof Klaus Theweleit wijst in zijn essay over Monteverdi op het contrast tussen de hemelse, ziende Amor en de aardse, blinde Amor, die soms maar in het wilde weg schiet, met alle rampzalige gevolgen van dien. Hier roept Orpheus de ziende god van de liefde aan, maar hij bevindt zich nog altijd in de onderwereld, waar volgens Monteverdi de blinde Amor thuishoort, en het is juist tegen zijn gebod dat Orpheus omkijkt. Voor de blinde Amor hoeft er immers niet gekeken te worden. Wanneer hij dit toch doet, vervaagt Euridice ogenblikkelijk voor zijn ogen en een hogere macht trekt hem naar het licht, uit de onderwereld.

L’Orfeo verhaalt zo niet alleen van de macht en onmacht van muziek, maar vooral van licht versus donker. In de regie van Pierre Audi, het decorontwerp van Michael Strom en de fenomenale belichting van Jean Kalman, wordt aan al deze aspecten recht gedaan. In de proloog is het al raak. Wanneer La Musica – hier merkwaardig slecht gezongen door David Cordier – het verhaal aankondigt, breekt hij aan het eind zijn lier in stukken; het falen van Orpheus’ lier is meteen duidelijk.

Licht en donker

~

Het immense toneel is sober gehouden, in de eerste twee bedrijven zien we dus niet een groene pastorale wereld, maar een kale vlakte met op de voorgrond een stenen muurtje en op het achtertoneel een ronde vijver. Dit muurtje verandert op ingenieuze wijze in een graf en de vijver verandert van een vriendelijk pierebadje in de onderwereldrivier. Ronduit adembenemend is het moment waarop Orpheus de Styx betreedt en om hem heen het water spontaan ontbrandt en zijn reis een ware helletocht naar het duister wordt.

Ook in de partituur van Monteverdi is het onderscheid tussen het lichte van de bovenwereld en het donkere van de onderwereld terug te vinden; in de eerste twee aktes wordt het strijkorkest aangevuld met blokfluiten, terwijl in de derde en vierde akte cornetto’s en trombones een prominente rol spelen. Dirigent Stephen Stubbs heeft gekozen voor een zo authentiek mogelijke benadering, wat resulteert in een zeer intieme voorstelling, die voor het grote Muziektheater eigenlijk minder geschikt is. Maar het vocale sterrenensemble dat Audi voor deze L’Orfeo heeft verzameld doet dit snel vergeten. Jeremy Overden en Judith Wanroij schitteren als Orpheus en Euridice, terwijl Tania Kross (de boodschapper) en Alan Ewig (Caronte) in de kleinere rollen veel indruk maken. Een betere voorstelling om vierhonderd jaar opera mee te vieren is amper denkbaar.