Artistieke fragmentatiebom
Tegelijk met de chronologisch opgezette tentoonstelling Asger Jorn: Restless Rebel in Kopenhagen ging eind februari in Silkeborg Kunst er Fest van start. Hier zijn de talrijke invloeden die Asger Jorn heeft ondergaan en zijn vruchtbare samenwerking met vrienden en collega’s te zien.
De tentoonstelling is minder gestructureerd, anarchistischer dan in het chique Statens Museum for Kunst. Kleurrijk en woest als Jorn zelf. Een artistieke fragmentatiebom, ontploft in het honderdste geboortejaar van de Deense Cobraschilder.
Naast de ingang van het museum is een voetbalveldje aangelegd voor het door Jorn uitgevonden triolectisch voetbal. Drie teams voetballen op drie aaneengesloten speelveldjes, met drie doelen. Hier is niets te winnen – men speelt door totdat men erbij neervalt. De triolectiek was zijn antwoord op de traditionele dialectiek, pijler van de marxistische wereldbeschouwing. Hoewel Asger Jorn zich communist noemde was hij veel te speels, te chaotisch en te anarchistisch voor zo’n strakke organisatie.
Prettig ontregeld
Jorn werkte bijna altijd internationaal. Hij woonde behalve in Denemarken in Frankrijk, Italië en Duitsland. Nederland bezocht hij dikwijls, als Cobra-lid. Overal waar hij kwam vormde hij zijn leefmilieu om tot een kleurige uitdaging, bedoeld om mensen in beweging te krijgen. Altijd stond de uitwerking op de toeschouwer of gebruiker centraal. Zijn werk moest een vrije ruimte scheppen als alternatief voor de dwingende realiteit van dagelijks leven in een oorlogszuchtige wereld. Hij wilde mensen op een prettige manier ontregelen. En dat is ook precies wat deze tentoonstelling met de toeschouwer doet. Een belangrijk verschil met de genuanceerde kunsthistorische vergelijking Jorn and Pollock uit het Louisiana Museum en het chronologisch overzicht Asger Jorn: Restless Rebel in Kopenhagen.
In de eerste ruimte staan levensgrote, kartonnen poppen. Ze stellen Jorns artistieke netwerk voor: Picasso, Miro, Munch, Emil Nolde, Karel Appel, Ejler Bille, Max Ernst, Picabia en Leger. De bezoeker wordt vervolgens door een dertigtal ruimtes geleid, grof onderverdeeld in zes thema’s: architectuur, abstractie, expressionisme, politiek, materialen en ‘roots’. De vele dwarsverbanden maken deze thematische indeling onoverzichtelijk; geheel in de geest van de kunstenaar die een hekel had aan hokjesdenken. Een zaal met affiches en houtsneden, van de vroege arbeidersbeweging tot de revolutie van mei 1968 in Parijs, naast een ruimte met wandkleden. Keramiek tegenover maskerachtige sculpturen, een serie getiteld Jaargetijden naast expressionistisch werk, verderop een ‘speelgoedschilderij’ en een abstracte midzomernacht in olieverf.
Op de rug van een oerkracht
Al gauw raakt de toeschouwer de draad kwijt: hoorde deze vogel van keramiek nu bij expressionisme of bij materialen? En de illustraties bij een boekje met kort, absurd proza – was dat politiek bedoeld of een knipoog naar Dada? In de ruimte met als thema ‘roots’ hangen Jorns eerste olieverfschilderijen: Deense landschappen, een portret. Dan opeens een aantal van de 25.000 foto’s die hij maakte van Scandinavische beeldhouwkunst uit de late Middeleeuwen. Hij wilde een encyclopedisch overzicht maken van anonieme, duizend jaar oude kunst: het bleef bij één deel. Volgende zaal: abstracte bronzen. En verder naar de ‘licht- en druppeltechnieken’. De toeschouwer wordt steeds opnieuw meegevoerd en opgenomen. Na drie uur is het bijna teveel. De indrukken vallen uiteen in een vrolijke, veelkleurige fragmentatiebom.
Het schilderij dat als het ware een motto van de hele expositie zou kunnen zijn heet Vinden fører os bort – Le vent nous emporte (De wind voert ons mee). Menselijke en dierlijke figuren bewegen door een landschap, voortgedreven door enorme krachten in elementaire kleuren. Tegelijk abstract en figuratief, een collectieve galop op de rug van een oerkracht. Misschien speelt ook Jorns gehechtheid aan ‘Den Jyske blæst’: de harde westenwind die de bomen in Jutland allemaal naar één kant buigt, een rol. Asger Jorn was eigenlijk zelf zo’n stormwind.