Tweemaal in een zieke geest
Michael Winterbottoms The Killer Inside Me is de tweede verfilming van de cultklassieker uit 1952 van Jim Thompson. Zijn versie is superieur aan Burt Kennedy’s poging uit 1976, maar een sterke verfilming maakt niet automatisch een sterke film.
West-Texas, jaren vijftig. In een stadje, opgezogen in de vaart der volkeren door de vondst van olie, is Lou Ford de alom gewaardeerde hulpsheriff. Eentje die altijd conflicten met woorden oplost (hij draagt zelfs geen pistool) en een beetje een trage goedzak die graag in clichés lijkt te spreken. Achter die façade van brave burgerlijkheid gaat echter een verknipte geest schuil die lange tijd zijn neiging tot moorden weet te onderdrukken.
Sadomasochistisch
Lou krijgt op een dag van zijn baas de opdracht een prostituee in de buurt weg te jagen. De hulpsheriff, ogenschijnlijk een heer in alles, is die delicate opdracht wel toevertrouwd. Eenmaal aangekomen draait het echter al gauw op een handgemeen uit. De dame in kwestie, Joyce Lakeland, blijkt wel van een flinke pak billenkoek te houden; Lou houdt wel van uitdelen. De twee vinden elkaar in hun sadomasochistische spel (het lijkt voor de argeloze toeschouwer bij vlagen zelfs een liefdevolle relatie), maar iets is in Lou losgemaakt, een donker geheim waarvan de wortels in zijn jeugd te vinden zijn. Zijn misogyne karakter kan hij niet langer onderdrukken en hij creëert voor zichzelf in toenemende mate een web waaruit hij alleen denkt te kunnen ontsnappen door zijn ‘geliefden’ te offeren, wat hij op een onverwachte en schokkende manier doet. Het duurt dus niet lang voor er in zijn spoor een serie lijken te vinden zijn.
Stanley Kubrick, die met Thompson samenwerkte aan de scripts van zijn films The Killing (1956) en Paths of Glory (1957), noemde het boek ‘probably the most chilling and believable first-person story of a criminally warped mind I have ever encountered’ — een quote waar tot op de dag van vandaag gretig door de marketeers gebruik van wordt gemaakt. Helemaal ten onrechte is dat niet. Psychopaten zat in literatuur en film, maar een verhaal dat geheel vanuit het standpunt van de verknipte geest wordt verteld, was en is ongebruikelijk. En dan blijkt de dader een op het oog brave burger. Sterker nog: hij is een vertegenwoordiger van de wet. Gooi dan ook nog eens sadomasochistische seks en wrede moorden in de mix en je hebt een roman die ruim een halve eeuw na verschijnen bij vlagen nog steeds de nekharen overeind doet staan.
Eerste verfilming
Een controversieel boek dus, waarvan verfilming commerciële zelfmoord lijkt. Het duurt dan ook bijna een kwart eeuw en meerdere pogingen voordat de eerste verfilming het licht ziet, hoewel ‘losjes gebaseerd op’ een betere omschrijving is. In de versie van Burt Kennedy uit 1976 is de setting nu een mijnstadje in Montana (wellicht heeft dat iets met Kennedy’s achtergrond als regisseur van westerns te maken?) en is bovendien het verhaal in de jaren zeventig gesitueerd. De cruciale rol van Lou Ford wordt vertolkt door Stacy Keach (The Long Riders, American History X). Aan zijn spel ligt het niet dat de film terecht in de vergetelheid van de filmgeschiedenis is geraakt. Het duurt nu wel erg lang voor Lou’s ware aard naar boven komt en de korte en relatief ingetogen manier waarop de geweldsexplosies in beeld zijn gebracht, zal op de hedendaagse kijker weinig indruk maken.
Erger is dat de koelbloedige, berekende manier waarop dat geweld — met voorbedachten rade — in het boek tot stand komt, in deze versie Lou allemaal lijkt te overkomen; het zijn impulsieve acties waar zelfs de moordenaar een beetje van schrikt. Voeg hierbij een gedateerde, zo nu en dan zelfs kitscherige soundtrack, overacterende spelers, een overdaad aan cliché-bliksemschichten op spannende momenten en het oninteressante personage van Lou’s vriendin Amy Stanton. Met haar heeft Lou in het boek een op z’n zachts gezegd haat-liefdeverhouding, maar in deze versie is zij een totaal kleurloos muurbloempje geworden, wat een van de grootste discrepanties tussen boek en film vormt.
Gluiperigheid
Na wederom een aantal mislukte pogingen van verschillende producenten om in de jaren erna opnieuw tot een verfilming te komen, lukte het uiteindelijk de Britse regisseur Michael Winterbottom (The Road to Guantánamo, Code 46). Zijn versie is in ieder geval een stuk getrouwer aan het boek en wordt niet geplaagd door de tenenkrommende elementen van de 1976-versie. Het Texas van de jaren vijftig is weer het decor en de makers weten een fraai en overtuigend tijdsbeeld te scheppen. Op het acteerwerk valt dit keer ook weinig aan te merken, met sterke vertolkingen van Kate Hudson, Jessica Alba, Elias Koteas en (hoewel die op het van randje van schmieren zit) Bill Pullman. De cruciale rol is weggelegd voor Casey Affleck als Lou. Zoals hij eerder liet zien in The Assassination of Jesse James, weet hij als geen ander de vleesgeworden gluiperigheid te vertolken en elke scène op een bijna achteloze wijze naar zich toe te trekken.
Lou’s gewelddadige acties worden door Winterbottom in al hun wreedheid uitgebreid aan de kijker getoond. Alsof hij wilde zeggen: dit staat zo in het boek, maar voor het geval het niet helemaal tot je doordringt: zo ziet het er dus uit als je een vrouwengezicht tot puin slaat. Daarentegen stipt hij het getroebleerde verleden van Lou slechts schetsmatig aan, dat daarmee voor diegenen die het boek niet hebben gelezen, wellicht niet helemaal helder zal zijn. Dit is een van de weinige punten waarop de 1976-versie (ondanks de licht-hysterische toon) beter scoort. Een meesterwerk is de nieuwe film echter ook niet. Voor een groot deel komt dat door de bron: het boek van Jim Thompson. Zijn reputatie ten spijt hebben we hier vooral te maken met een pulproman die geplaagd wordt door houterige dialogen, psychologie van de koude grond (kind wordt geslagen, dus natuurlijk ontpopt het zich tot psychopaat) en een onbegrijpelijk einde dat de geloofwaardigheid van al het voorafgaande grotendeels teniet doet. Een sterke verfilming maakt niet automatisch een sterke film.