‘Film is voor eeuwig’
Niets maakt zoveel tongen los als de multiculturele samenleving. We zijn allemaal van elkaar afhankelijk, maar niemand heeft controle over wat de ander doet en denkt. Ook Amsterdam, de debuutfilm van toneelregisseur Ivo van Hove, brengt mensen uit verschillende culturen bij elkaar. In de film, als een illegale Marokkaan kennis maakt met Nederlandse zwervers en Duitse en Amerikaanse toeristen. Maar ook op de set, als Marokkaanse Nederlander Mimoun Oaïssa regieaanwijzingen krijgt van Vlaming Van Hove, terwijl Oscar-winnares Marisa Tomei ergens achteraf haar make-up laat doen. 8WEEKLY brengt verslag uit over het maken van een mozaïekfilm.
Achter in een conferentiezaaltje op de eerste verdieping staan crew-leden een kopje koffie te drinken. Daarstraks filmden ze in een hotel in een ander deel van de stad, en nu, aan het einde van de middag, wachten ze hier op de laatste scène van de dag. De set wordt nog opgebouwd, om de hoek. Mimoun Oaïssa zit voor een enorm raam en kijkt naar de mensen op straat die op een zonnige zaterdag door het centrum van Amsterdam wandelen.
Stedelijke jungle
In 2001 zette Oaïssa een succesvolle theatercarrière in de koelkast. Hij wilde een interessante filmrol, en omdat die er zo weinig waren voor Marrokanen ontwikkelde hij samen met regisseur Albert Ter Heerdt Shouf Shouf Habibi. Toen Shouf Shouf uitkwam in 2004 stond Oaïssa meteen op de kaart als filmacteur. “Maar voor Shouf Shouf, Kicks, en Het Schnitzelparadijs, was ook nog een andere reden”, zegt hij. “Ik vind dat je je als acteur ook tot het maatschappelijke moet verhouden.” Dat geëngageerde kantje heeft Amsterdam ook, maar het is een veel serieuzere film dan Kicks of Het Schnitzelparadijs. “In Amsterdam zijn alle personages in contact met hun driften, de dierlijke kant. En dat geplaatst in de stedelijke jungle, dat kan volgens mij heel mooi werken.”
In Shouf Shouf en Kicks speelde Oaïssa ook wel jongens die iets moeten maken van hun leven, maar dit is anders: “Mijn personage, Khaled, is een echte buitenstaander, een illegaal die hogerop wil komen en trouwplannen heeft. Een illegaal wordt letterlijk en figuurlijk buitengesloten. Dan moet je overleven, hè. Je moet je aanpassen aan de situatie. Khaled wordt een kameleon. Al die verschillende mensen, een wervelstorm van contacten. Er zijn kansen en mogelijkheden, alles is in beweging. Hij wordt gezocht door zijn broertje. Hij ontmoet een lower class Hollands gezin. Een Frans homoseksueel stel. Twee Amerikanen, gespeeld door Marisa Tomei en Omar Metwally. Al die verschillende werelden komen bij elkaar in Amsterdam.”
Luxe positie
Khaleds dierlijke kant komt naar boven als zijn huwelijksplannen worden gedwarsboomd. “Een dubbele klap”, zegt Oaïssa. “Niet alleen omdat dat de trouwerij niet doorgaat, maar Roos, zijn vriendin, is ook nog verliefd op een ander. Zijn hele leven ligt in duigen. Als ik zoiets moet spelen, sluit ik me voor iedereen af. In Nederland is het heel normaal dat je tussen de figuranten staat te wachten tot je mag opdraven, maar voor een intensieve scène moet je je goed kunnen voorbereiden. Ook geen fotografen of journalisten. Je kan er niet zomaar, hop, induiken. Tenminste: als je de scène intens wil maken. En daar is het ons natuurlijk om te doen. Waarom zou je naar de film gaan als het personage je niks kan schelen, nietwaar?” Het spelen in films bevalt Oaïssa goed, maar het theater begint toch ook weer te lonken. “Ik vond theater heel fijn. Ik heb altijd in een luxe positie gezeten: bij Toneelgroep Amsterdam, Het Zuidelijk Toneel. En nu – ik heb toneel gedaan, ik heb film gedaan – nu pas begin ik echt de ruimte te zien die nog open ligt. Er is nog zoveel gebied om te verkennen. Dat probeer ik nu allemaal een beetje uit te zoeken. Ik volg ook weer acteerlessen in Engeland. En na het ontwikkelen van Shouf Shouf – de film én de serie – wil ik misschien ook wel gaan schrijven.”
Maar eerst de scène van vanmiddag. Als het tenminste niet gaat regenen. “Als het regent, valt alles stil. Als het niet regent, ontvreemd ik vanmiddag op wederrechtelijke wijze de videocamera van Marisa Tomei, hahaha.” Aan de laatste scène zijn we vooralsnog niet toe; de set is nog niet klaar, en Van Hove is er nog niet. Het interview met de regisseur laat nog even op zich wachten, en iemand stelt voor dat ik de tijd wel kan doorbrengen met figureren. Daar even tekenen, kopietje van het paspoort. “De anderen zitten in de lounge.” En dat is dat: ik ben figurant.
Om het gebrek aan journalistieke onafhankelijkheid te compenseren, begin ik in de hotellobby de andere figuranten te observeren. Met z’n tienen bezetten ze de hele rechterzijde van de lounge, gezeten in lederen fauteuils rond glazen salontafeltjes. Twee meisjes in glittertruitjes hebben de benen over elkaar geslagen. Vier tieners lurken uitgelaten aan een fles rosé. Twee dames van middelbare leeftijd keuvelen wat met elkaar. Volgens het cliché bestaat filmen voor negentig procent uit wachten. Mevrouw A (rose trui, bril zonder fratsen) en mevrouw B (blonde coupe, gouden halssieraad, bescheiden decolleté) weten daar alles van. Ze figureren al jaren, in allerhande producties. “Soms sta je van acht tot acht op de set,” zegt mevrouw A. “Voor één loopje van dertig seconden zit je uren te wachten!” Mevrouw B valt haar bij. “Je bent twaalf uur in touw voor 35 piek. Of je filmt in leegstaande gebouwen. Dan is er helemaal niks. De toiletten zijn niet schoon, er is nog net stromend water, maar bijvoorbeeld geen zeep, geen handdoek, niets. Nee, op den duur ben je gepokt en gemazeld.”
Ocean’s Twelve
“Wij moeten vaak afzien,” beaamt mevrouw A. “Mijn man verklaart me voor gek. Maar ik vind het leuk. Je komt op de gekste plekken. De ene keer zit je in een rondvaartboot, dan in een kasteel. Of bij Baantjer, dan zit je in een café in de Jordaan. Piet Römer, en hoe heet die jongen, Vledder, die zitten er gewoon bij. Heel sympathiek. Baantjer is echt een leuke serie.” Normaal televisie kijken is er niet meer bij. Mevrouw A kijkt alleen maar naar de achtergrond. “Of ik misschien bekenden zie. Drie jaar geleden deed ik mee aan Oceans Twelve, met Matt Damon, George Clooney en Brad Pitt. De heren liepen achter mij langs – ik stond bij zo’n klein winkeltje aan de Heiligeweg, hier achter. De halve stad werd afgezet, en ze lopen achter mij langs! Dat is gewoon kicken, dat je in zo’n film zit.”
We worden opgehaald door de man die verantwoordelijk is voor de figuranten. In ganzenpas lopen we achter hem aan naar buiten: daar worden de verzamelde aanwezigen verdeeld over een bloemenkraampje. Hier een Duitse toeriste, in de hoek een jongen met foto-camera. Mevrouw A herkent een collega-figurante in de vele omstanders die een filmset-op-lokatie altijd trekt: “Die mevrouw daar, met dat groene hesje.” Ondertussen repeteren Mimoun Oaïssa, Marisa Tomei (met een enorme zonnebril) en Omar Metwally de scène met regisseur Ivo van Hove. Is dat dezelfde Oaïssa die we net spraken? Als je hem opeens niet meer kan benaderen, lijkt hij veel meer op de man die je kent van televisie. Ivo van Hove heeft uit de verte wel wat weg van Vlaams mode-ontwerper Raf Simons, met een licht postuur, het bruine haar piekfijn geknipt, eenvoudig maar zorgvuldig gekleed.
“Ja, Mimoun – nu!” Mimoun Oaïssa rent langs en grist een videocamera uit de handen van Marisa Tomei. “John…! John!”, krijst ze. “What, Donna? Come on, you know I hate sports,” reageert Metwally gespeeld koeltjes – wat een aardige indruk geeft van de relatie van het filmkoppel.
Zodra er cut is geroepen, komen de figuranten weer op gang. “Regel één”, sist mevrouw A me toe vanachter delfts blauw molentjes, “onthoud je eerste positie! En nooit in de camera kijken!” De dames beginnen opnieuw ervaringen uit te wisselen. “Laatst, die Koreaanse film, dat was spannend. Daar werd enorm in geschoten!” Mevrouw B knikt enigszins beteuterd. “Maar die zullen wij hier wel nooit te zien krijgen. Die draait vast alleen in Korea!”
Een paar takes later staat alles erop. De mevrouw in het groene hesje neemt foto’s van Oaïssa. Van Hove schudt een paar handen en loopt al naar zijn auto. Heeft hij nog tijd voor een kort interview? “Bel me maar even.” Morgenochtend? “Nee nu, straks – in de auto.” Hij holt weg.
Foto: Paul Boon |
Filmfreak
Van Hove regisseert al sinds 1981. Voor theatervoorstellingen reisde hij de hele wereld over, hij deed televisie, was een tijdlang directeur van het Holland Festival, draaide zijn hand niet om voor opera. (In 2007 nog Wagners Die Walküre). “In mijn jeugd keek ik zeer veel en zeer graag films, ik was een echte filmfreak. Toch heb ik het regisseren van een film zolang mogelijk uitgesteld. Het heeft ook heel lang geduurd voordat ik opera ging regisseren. Tot ik dacht dat ik er klaar voor was. Een regisseur wil nu eenmaal graag zeker weten dat hij een project aan kan, en nu heb ik het gevoel dat de tijd rijp is. Toen Jeroen Planting aan kwam zetten met het scenario heb ik direct ‘ja’ gezegd. Vervolgens ben ik met de cameraman om de tafel gaan zitten voor de decoupáge: je loopt de scènes door, bedenkt hoe je dat het beste in beeld kan brengen. Er kan altijd wel wat veranderen op de set, maar het grootste gedeelte van de montage bepaal ik van tevoren.”
Zo’n manier van werken verschilt sterk van theater maken. Maar Van Hove klinkt alsof hij niets anders meer wil: “Wat me vooral bevalt aan films maken, is dat je veel meer controle hebt dan bij een toneelstuk. Theater bestaat alleen op die ene avond. De ene keer is het zo, de andere keer zus. Terwijl een film – die wordt gemaakt in de montagekamer. Op de set vraag ik de acteurs om een specifieke intensiteit, die nemen we op, en die is dan altijd dezelfde. Film is voor eeuwig.”
Toen de Vlaming nog directeur was van het Holland Festival verdeelde hij (in een interview met Het Parool) eens het Nederlands cultureel klimaat in twee gebieden: Mondriaan of Turks Fruit. Mondriaan stond voor “de klare lijn”, en Turks Fruit voor onze obsessie met “de gore kant van de schoonheid”. Welke traditie heeft Amsterdam het meest beïnvloed? “Deze film heeft van beiden wat: iets zeer estethisch, maar ook vieze dingen, de onderkant van de maatschappij. Amsterdam krijgt een soort dirty esthetiek.”