Film / Achtergrond
special: Deel 3

AFFF 2007

~

Vandaag is de laatste dag van het AFFF, met als slotfilm de voyeursthriller Disturbia, die in Amerika nog steeds op nummer één staat. Hierover morgen meer; eerst recensies van een Aziatische beukfilm, een zowaar geslaagde Noorse slasher, mooi animatiewerk en een misser over een documentairemaker en een seriemoordenaar.

Ga hier naar het overzicht van het festivalverslag.

25 april

CGI-gevechten

Dragon Tiger Gate (Lung fu moon)
Wilson Yip, 2006

~

Wilson Yip moet de ne plus ultra van de beukfilm voor ogen gestaan hebben. In Dragon Tiger Gate zitten namelijk zulke waanzinnig overdreven vechtscènes, dat ze moeilijk te overtreffen lijken. Hij laat, om maar wat te noemen, vechtjassen niet door één betonnen vloer heen denderen, maar door vijf achter elkaar. Zwaartekracht is bij zulke confrontaties bijzaak, en de film houdt, dankzij luxe CGI-werk, redelijk overtuigend het midden tussen een drieste stripverfilming en een voorgespeelde computergame.

Wat niet uit de computer komt, is uitstekend geënsceneerd door spierbundel Donnie Yen, die Yips vorige film S.P.L. ook al voorzag van heftig vechtwerk. Jammer dat Yens karakter in de film gemodelleerd is aan dat van zijn tegenspeler, tieneridool Nicholas Tse: het gaat er bij beiden vooral om in welke hoek de haarlokken voor het rechteroog vallen. En, trouwens, ook jammer dat de helft van de speelduur verspild wordt aan een dwaze en sentimentele plot rond herenigde broeders en een verliefd meisje. (Paul Caspers)

Intense spanning

Cold Prey (Fritt vilt)
Roar Uthaug, 2006

~

“Vijf Noorse snowboarders stranden in een verlaten berghotel. Ze zijn niet alleen…”, meldt het programmaboekje. De genrefanaat kan de rest zelf wel invullen. Het is dan ook geen origineel gegeven, en de film biedt niets vernieuwends. En dan nu het goede nieuws: Cold Prey houdt je een behoorlijke tijd op het puntje van de stoel. Deze pretentieloze slasher minimaliseert het aantal onlogische verwikkelingen, heeft geen postmoderne humor, geen (nou ja, bijna geen) irriterende flutkarakters, en geen vergezochte plot met verrassingen-op-het-laatste-moment. De makers blijven liever bij de essentie: het opvoeren en vasthouden van doodeenvoudige, intense spanning, en daar slagen ze zonder meer in. Bovendien is het camerawerk, zeker in de lange tijd dat de film zich in het pikdonker afspeelt, uitmuntend. Genrevoorgangers uit Noorwegen waren verschrikkelijk, en Cold Prey legt de kwaliteitslat voor opvolgers behoorlijk hoog. (Paul Caspers)

Grappig surreëel

Paprika
Satoshi Kon, 2006

~

Wanneer de begintitels van Paprika over het scherm rollen, begeleid door een supervrolijke begintune, wordt de vrees gewekt dat er hier sprake is van een kinderlijke cartoon over een guitig meisje dat allerlei avonturen beleeft. Het tegendeel is waar. In Paprika draait het om een apparaat waarmee in de dromen van anderen genavigeerd kan worden. Paprika is het virtuele alter ego van Chiba Atsuko, een van de medewerksters aan het project. Zij is in de droomwereld een soort superheld, die probeert mensen hun dromen te laten begrijpen. Wanneer het apparaat wordt gestolen, is de realiteit vaak niet meer van de droomwereld te onderscheiden. De gebruikers van het apparaat raken in een soort coma en al hun dromen smelten samen.

Zoals bij de meeste anime is de film op de meeste momenten erg absurd en zien de animaties er prachtig uit. Paprika is grappig, surreëel en spectaculair, soms kinderlijk en soms diep technologisch filosofisch. Want als de technologie zelfs de droomwereld kan manipuleren, wat rest er dan van onze menselijkheid? Terwijl de droomwereld steeds meer de mensen in de echte wereld overneemt zorgt dat voor lachwekkende taferelen, maar ook behoorlijk pittige scènes. De fantasie van Satoshi Kon (Tokyo Godfathers) is lekker op dreef en sleurt je mee in een bizarre parade van koelkasten, robots, poppen en vlinders. (Anouk Werensteijn)

Slecht uitgewerkt

The Ungodly
Thomas Dunn, 2007

~

Het concept klinkt goed: een jonge documentairemaker (Wes Bentley, de jongen met het plastic zakje van American Beauty) volgt een seriemoordenaar met zijn camera. De uitwerking van het concept is echter een tegenvaller. De film begint goed, met de uitwerking van de vreemde band tussen de twee mannen waarbij de vraag aan de kaak wordt gesteld wat een seriemoordenaar tot zijn daden drijft. De machtsverhoudingen blijven wisselen en de grenzen tussen goed en slecht vervagen. Maar dan, na de plotwending in het midden van de film, slaat de sfeer om en wordt de film rommelig. Er volgt een combinatie van tenenkrommende momenten (een scène waarbij de twee mannen binnendringen in de flat van een meisje deed zelfs een aantal mensen de zaal verlaten) en absurde, (onbedoeld?) grappige momenten, die bij een onderwerp als dit totaal niet op hun plaats zijn.

Het gevoel rijst dat de regisseur de film en het onderwerp iets serieuzer had kunnen nemen en er een stuk meer uit had kunnen halen. Na de anticlimax van het tegenvallende einde en de bizarre, lachwekkende momenten blijft een onbevredigd gevoel over, en het idee dat de orgie van geweld en het choqueren om het choqueren een concept is dat nog lange tijd in het horror/thrillergenre zal gaan heersen. Laten we hopen dat het publiek het eerder zat is. (Anouk Werensteijn)