Film / Achtergrond
special: Deel 1

AFFF 2007

~

Tot en met 25 april kun je rond het Leidseplein weer volop genieten van het Amsterdam Fantastic Film Festival: een week lang horror, sciencefiction, animatie, cult en nog veel meer. Terry Gilliam ontvangt een ereprijs, de vier Hannibal Lecter-films worden achter elkaar vertoond, de Scandinavische fantastische film staat in de schijnwerpers, enzovoorts. Bovendien gaat het langverwachte Pan’s Labyrinth van festivalfavoriet Guillermo del Toro in première. 8WEEKLY doet de hele week verslag.

Ga hier naar het overzicht van het festivalverslag.

21 april

Een lach en een traan

Dead Silence
(James Wan, 2007)

Is het handig- of luiheid, dat Saw-bedenker en -regisseur James Wan gebruik maakt van de intrinsieke perversiteit van buikspreekpoppen, clowns en het doodgraverberoep? Jamie Ashen (Ryan Kwanten) ontvangt een enorm pakket zonder afzender, maar met inhoud: Billy de buikspreekpop, die hij alleen thuislaat met zijn vriendin, terwijl hij even Chinees haalt. Bij thuiskomst is zijn vriendin een bouwdoos – de pop, zich van geen kwaad bewust, vijlt zijn nagels.

~

Dat zou niemand pikken, zelfs niet Ashen, terwijl hij toch even weinig karakter heeft als vetvrije smeerkaas. (Je zou willen dat de makers evenveel energie en geld in acteursregie hadden gestoken als in setdesign en de gratuite verwijzingen naar Rosemary’s Baby, It en Child’s Play.) Tijdens zijn zoektocht naar de gruwelijke waarheid wordt hij geschaduwd door een in Columbo-jas gehulde persiflage op een politierechercheur (Donnie Wahlberg), die Ashen, deels ook uit naam van de kijker, lastigvalt met spitsvondigheden. Wahlbergs teksten zijn beter dan de in vrije vers opgezette nursery rhyme, dat de sleutel vormt tot het hele mysterie (buikspreekster Judith Roberts staat op uit de dood om zich te wreken op handtastelijke amateur-recensenten). Een lach en een traan, dus. Maar ook: kippenvel. Want een griezelige scène opbouwen, dat kan Wan wel, mede dankzij allerhande buikspreektrucjes en andere geluidseffecten. (Paul Boon)

Geslaagd debuut

Firefly
(Peter Marcy, 2005)

Naar verluidt voor 6000 dollar draaide Peter Marcy dit juweeltje met voornamelijk vrienden en familie in elkaar. De hoofdpersonen in Firefly zijn een bedrogen nerd, een dakbedekkende amateur-sciencefiction-regisseur, een aangerand meisje, en een kale helderziende. Op een dronken Halloweennacht, als er een UFO laag bij de grond lijkt te vliegen, komen ze ongemerkt met elkaar in aanraking. Gedurende de resterende anderhalf uur van de film wordt het hoe en waarom van die avond secuur en met humor uit de doeken gedaan.

~

Zo’n puzzelstukjes-scenariotactiek is niet bepaald origineel, maar Marcy en consorten hebben veel aandacht voor detail, een liefde voor hun karakters, en geven de film een frisse toon, zodat Firefly zich zonder meer kan meten met duurdere films als Donnie Darko of het werk van Shyamalan. Een bescheiden maar geheel geslaagd debuut, van een veelbelovende regisseur. (Paul Caspers)

RPG op waterverf

GamerZ
(Robbie Fraser, 2005)

Alweer een innemend debuut, deze film over een groepje Schotse Role Playing Games-fanaten. Ralph is een ontzettende nerd, die zijn oma capes laat naaien terwijl hij op zijn slaapkamer een fantastische RPG ontwikkelt voor zijn vriendenclubje. Als leider van het spel heeft hij het voor het zeggen, maar hij werkt zich in de nesten als hij smoorverliefd raakt op het gothmeisje uit de groep. De bullebak van de buurt, die Ralph dwingt om hem mee te laten spelen, gooit bovendien roet in het eten, zodat Ralph moet proberen de zaken zowel via zijn spel als in het echte leven weer in goede banen te leiden.

~

Scenarist/regisseur Fraser vertelt dit verhaal met veel vaart en humor (die helaas soms geforceerd is, zoals bij een gamer die spreekt via luide oprispingen). Zijn slimste zet was om de RPG-sequenties vooral te suggereren, met schaduwen à la Ralph Bakshi op waterverfdecors – schitterend, en bovendien een stuk overtuigender dan de mise-en-scène van de Dungeons & Dragons-verfilming. Enige nadeel van het zien van deze film zonder ondertiteling: de Schotse dialogen zijn vaak zo onverstaanbaar als een Ken Loach-film. (Paul Caspers)

20 april

Sensationeel

Pan’s Labyrinth (El laberinto del fauno)
(Guillermo del Toro, 2006)

Guillermo del Toro is een sensationeel goede regisseur. In zijn regie van films als The Devil’s Backbone en Cronos weet hij een perfecte balans te vinden tussen enerzijds fantasie en anderzijds een bepaald aspect van de menselijke tragedie, vaak getoond door de onbedorven ogen van kinderen. Deze observatie geldt zeker ook voor Del Toro’s laatste film, een uitgekiend, griezelig en ontroerend kwaliteitsproduct dat hopelijk een blijvende invloed heeft op het fantasieloze en dorre landschap dat Hollywood heet.

~

Het verhaal van Pan’s Labyrinth ontroert. Een jong meisje, Ofelia, reist samen met haar moeder Carmen en de nieuwe echtgenoot van haar moeder, Vidal, naar het noorden van Spanje. Vidal is een kapitein in het leger van Franco tijdens de Spaanse burgeroorlog, op zoek naar rebellen die schuilen in de bossen. Het is een keiharde en sadistische man, en geconfronteerd met haar intimiderende stiefvader, de steeds slechtere toestand waarin haar moeder verkeert en de bloederige wreedheden van de oorlog, gaat Ofelia langzaam maar zeker op in een wereld die begint in het labyrint van de faun. Als Ofelia niet op de juiste wijze de raadsels van de faun oplost, zal ze haar echte vader, koning van een wereld waar Franco’s opkomende fascisme niet eens een echo is, nooit meer zien.

Het lijkt zo simpel, alsof het Del Toro geen enkele moeite kost, maar wat een prachtfilm heeft het opgeleverd. De regisseur smeedt alle individuele elementen van het filmproces om tot een meesterlijk geheel, zonder te veel excessen, maar met een uitgebalanceerd juweeltje tot gevolg. Laten we hopen dat de Spaanstalige wind die waait aan de westkust van de VS niet snel gaat liggen en dat regisseurs als Guillermo Del Toro een bijdrage kunnen leveren aan een nieuw Hollywood. (Dennis Seine)

18 april

Parijs in sfeervol zwart-wit

Angel–A
(Luc Besson, 2005)

In tegenstelling tot eerder werk zoals Léon en The Fifth Element, is Angel–A een verrassend ingetogen film voor Luc Besson, sfeervol in zwart-wit geschoten en begeleid door een al even sfeervolle soundtrack. De regisseur zet zo een beeld neer van Parijs dat doet denken aan de klassieke films uit de jaren vijftig.

~

Dit wordt versterkt door de aanwezigheid van de hoogblonde, in een zwart jurkje gestoken actrice Rie Rasmussen, die de rol van Angela speelt. Zij is een engel die naar de aarde is gestuurd om crimineel André te helpen. Deze heeft grote schulden bij elke woekeraar in de stad en staat op het punt om zelfmoord te plegen. De boomlange engel moet hem weer op het rechte pad brengen, maar doet dit met de meest immorele middelen. Verder is de film een typisch Besson-product: een anti-held als hoofdpersoon, vlotte dialogen en absurdistische humor.

Prettig aan deze film is dat er nergens een opdringerige moraal te vinden is. De engel is geen vervelend prekende puritein, maar een geweldplegende, kettingrokende ‘del’. Helaas is de film toch niet echt een klassieker in spe. Na het vermakelijke en vlotte begin zakt de film in en volgt een rommelig verloop naar het sentimentele einde toe. Angel-A is een aardige film met een aardig verhaal, maar had beter uitgepakt zonder de verplichte romantische draai. (Anouk Werensteijn)

Slechte parodie

The Tripper
(David Arquette, 2006)

The Tripper zou een ode zijn aan de slasherfilms van de jaren zeventig en tachtig en ook nog politiek getint, maar is vooral gewoon slecht. Het begint al met de stereotiepe stonede, slecht acterende jongeren die hoe dan ook meteen op de zenuwen werken. Gooi er een hippiefestival in het bos tegenaan en een seriemoordenaar met een bijl en – voilà – weer een dertien-in-een-dozijn-horrorfilm geboren.

~

Parodie of niet, de Amerikaanse obsessie met drugs en de oppervlakkige personages zijn gewoonweg irritant en weten nergens te boeien. Regisseur David Arquette (ja, die van Scream) lijkt een politiek statement te willen maken, maar wat hij precies wilt zeggen wordt nergens duidelijk. Zijn de Amerikaanse autoriteiten slecht, of juist dedrugsgebruikende jongeren?

Arquette maakt er een grote grap van, hoewel er nergens echt wat te lachen valt. Voor een parodie doet deze film te onintelligent aan en als slasher is de film ook gewoon te slecht. Hoewel bij zo’n beetje elke film uit het genre het verhaal voorspelbaar is, is het zelden zo saai en oninteressant. Daarnaast is de spanning ver te zoeken en zijn goed werkende schrikeffecten ook maar weggelaten. Het resultaat is een saaie en rommelige film, die op elk front mislukt is. (Anouk Werensteijn)