Vergeten alleskunner
Joseph Strick (1923-2010) was een Amerikaanse regisseur met vele gedaantes, die in het huidige filmklimaat niet meer voor te stellen is. Hij was actief als geëngageerde documentairemaker en verfilmer van moeilijke romans. Stricks films lopen parallel aan de opkomst van de cinéma vérité en de nouvelle vague, maar ze zijn moeilijk in een hokje te plaatsen. Uit een momenteel rondtrekkend, door het Filmhuis Den Haag samengesteld retrospectief blijkt de veelzijdigheid van deze vergeten auteur.
In Stricks eerste korte documentairefilm, Muscle Beach (1948, met Irving Lerner), wordt al duidelijk dat de regisseur ernaar streefde de veranderende werkelijkheid om zich heen vast te leggen. De film is een boeiende tijdscapsule die de piepjonge vrijetijds- en jeugdcultuur toont die na de oorlog zou uitgroeien tot de consumptiemaatschappij.
Stricks eerste lange film was complexer. Het collectieve project The Savage Eye (1960), dat hij maakte met Sidney Meyers en Ben Maddow, is een wonderbaarlijk rauwe film, waarin documentaire materiaal wordt afgewisseld met fictie. Een verwarde vrouw die net is gescheiden, komt aan in Los Angeles om een nieuw leven op te bouwen. Een voice-over van een man die buiten beeld blijft, vult de zwart-witbeelden aan met zware belsommeringen over het stadsleven. Af en toe is de vrouw ook aan het woord, in dialogen met deze alwetende verteller, die praat als een film noir-straatdichter.
Engagement
Wat opvalt aan The Savage Eye, is de fascinatie van de makers voor het nieuwe Amerika van de jaren vijftig, dat gedomineerd wordt door geld en hedonisme, maar ook door smerigheid en verval. Een van de cameramensen die meewerkten aan The Savage Eye, was Haskell Wexler, die later bekend zou worden door zijn camerawerkwerk voor Who’s afraid of Virginia Woolf? en One Flew Over the Cuckoo’s Nest. Wexler zou ook de cultfilm Medium Cool maken, waarin hij, net als Strick met Savage Eye, cinéma vérité-methodes combineerde met fictie.
Wexler en Strick waren ook politiek geëngageerde filmmakers, die zich in de jaren zestig duidelijk positioneerden aan de linkervleugel van het Amerikaanse politieke landschap. Dat blijkt ook uit de film waarmee Strick vooral bekend is geworden, de onthullende korte film Interviews with My Lai Veterans (1971), waarvoor Wexler het camerawerk deed. Strick en Wexler zagen het als hun plicht om mensen te informeren over Viëtnam; de film is een rechttoe-rechtaan-reportage waarin Amerikaanse veteranen in de VS worden ondervraagd over hun rol in het bloedbad dat plaatsvond in My Lai, een belangrijk moment dat de publieke opinie over de Vietnamoorlog zou beïnvloeden.
Onmogelijke adaptaties
Een duidelijk contrast met de honger naar realistische registraties die aanwezig is in The Savage Eye en de documentaires, vormen de ambitieuze adaptaties van op het eerste gezicht onverfilmbare modernistische romans en toneelstukken waar Strick zich aan waagde. The Balcony (1963) is een verfilming van het anti-establishment-toneelstuk van de decadente schrijver Jean Genet. Het is een typisch product van zijn tijd, waarin mannen in een bordeel hun fantasieën uitleven in rollen als hoogwaardigheidsbekleders. Buiten het bordeel is een revolutie uitgebroken en de echte machthebbers zijn vermoord. Op aandringen van een politiechef en de hoerenmadam nemen de bordeelgasten de rollen van de gezagsdragers over. De film komt wat verouderd over in zijn ontmaskering van burgerlijke illusies en taboes en is zeker niet zo sterk als de vergelijkbare, surrealistische films van Luis Buñuel. Het enigszins overdreven acteren van de cast, waaronder een stevige Shelley Winters (The Night of the Hunter) en een autoritaire Peter Falk, helpt ook niet. Leuk triviadetail is wel dat een erg jonge en bijna onherkenbare Leonard Nimoy, die later wereldberoemd zou worden als Mr. Spock in Star Trek, een bijrol vervult.
Indrukwekkender en verrassender is Stricks verfilming uit 1967 van James Joyces modernistische en complexe meesterwerk Ulysses. Het is gemakkelijk om kritiek te hebben op zo’n ambitieuze onderneming, maar Strick brengt het er redelijk goed van af en weet een ontoegankelijk boek voor een breed publiek interessant en relevant te maken. De film springt op bepaalde momenten door de tijd op een manier die typisch was voor nouvelle vague-films als Tirez sur le pianiste en Muriel: als methode om de gedachtestromen van personages te vangen. Het acteerwerk en bepaalde shocktactieken zijn wat verouderd, maar de film verliest hierdoor niet de kracht van het sterkste element: de lange en seksueel expliciete monoloog van Molly Bloom, die je in de film op een heerlijk tempo meezuigt in haar leven en liefdes.
Ontslag
Stricks volgende projecten waren opnieuw literatuurverfilmingen. Hij ondernam een beruchte poging om Lawrence Durrells cultreeks The Alexandria Quartet te verfilmen als Justine, maar werd ontslagen wegens onenigheid over de casting en vervangen door de oude Hollywoodregisseur George Cukor. Strick maakte daarna Tropic of Cancer (1970), naar het gelijknamige boek van Henry Miller (een vriend van Durrell) en A Portrait Of the Artist As a Young Man (1977), een tweede verfilming van een boek van Joyce. Tussendoor maakt hij Road Movie (1974), een realistisch portret van Amerikaanse dwalers aan de onderkant van de samenleving.
Het retrospectief wordt afgesloten met Stricks laatste film, die hij na een pauze van bijna twintig jaar maakte, de documentaire Criminals (1996). De film bestaat uit beelden van verhoren van criminelen die hun misdaden bekennen. De ernstigheid van de delicten loopt op naarmate de film vordert: van diefstal door een drugshoertje naar zware zedenmisdrijven. Wat opvalt is de openhartigheid en directheid waarin de misdaden besproken worden. De gesprekken worden afgewisseld door een vrij irritante commentaarstem van een vrouw die het waarom van de misdaden lijkt te willen aankaarten. Deze zoetsappige en sentimentele monologen staan in contrast met de bekentenissen van de criminelen, waardoor de film soms onevenwichtig is. Criminals is het sterkst in de droge registraties, die op sommige momenten schokkend zijn, zoals van een verkrachter die gedetailleerd opbiecht hoe hij te werk gaat, of van misdaden die via veiligheidscamerabeelden worden getoond.
Na een eerder retrospectief van Valerio Zurlini en filmprogramma’s gewijd aan Swinging London en Isabelle Huppert is het Haagse Filmhuis weer zo ambitieus geweest om een vergeten auteur in de schijnwerpers te zetten. Ondanks het feit dat wat films verouderd zijn, biedt het programma de nodige verrassingen en ontdekkingen.
Het retrospectief is tot eind april in verschillende filmhuizen te zien. Zie deze pagina en de websites van de afzonderlijke bioscopen voor meer informatie.