Feest van vindingrijkheid en spelplezier
Van een energieke operagame tot openluchttheater in bourgondische sferen: als de Operadagen Rotterdam iets bewijzen, is het dat vernieuwing, kwaliteit en laagdrempeligheid in perfecte harmonie met elkaar kunnen samenleven.
Het tweede lustrum van de Operadagen stond in het kader van (r)evolutie en via meerdere media, waaronder de NOS, droeg het festival de missie uit om buiten de gebaande paden te treden. Waar heb je een operahuis voor nodig, als je Rotterdam als decor hebt? Waarom zou je je aan bestaande operaconventies houden? Er is zoveel meer te doen met muziektheater. Bij het horen van deze woorden moet een recensent op zijn hoede zijn: theaterfestivals hebben vaker de neiging om prat te gaan op hun innovatiedrang, maar dit komt de kwaliteit niet altijd ten goede en brengt tevens het risico met zich mee dat het evenement verwordt tot een hermetisch ons-kent-ons-feestje. Na twee van de tien festivaldagen is onze theaterredacteur echter smoorverliefd. De Operadagen brengen muziektheater dat ambitie boven pretentie plaatst, zowel toegankelijk als creatief en intelligent is en de talloze mogelijkheden van het genre toont.
Ook in opera is het vlees zwak
De voorstelling Figaro van het Vlaamse gezelschap Comp. Marius voelt tegelijkertijd ouderwets en verfrissend aan. De voorstelling speelt tegen een eenvoudig houten decor op het Schouwburgplein en is op het eerste gezicht nauwelijks een opera te noemen. Het is een bewerking van twee komedies van Beaumarchais die model hebben gestaan voor respectievelijk Rossini’s De barbier van Sevilla en Mozarts De bruiloft van Figaro, waarbij de tekst de leidraad is en de aria’s zijn vervangen door vrolijk gemompel en geneurie.
Beide stukken zijn in wezen draaideurkluchten over overspel en bedrog, maar zo oubollig als dat mag klinken, zo virtuoos wordt het uitgevoerd. Ondanks de weinige muziek is de voorstelling in alles operatesk: de messcherp op elkaar afgesneden dialogen zijn uiterst muzikaal, de gebaren zijn groots, de acteurs zwieren in de ene na de andere vermomming over het toneel. Ook het vlotte Vlaams en de vrolijke nonchalance van de acteurs maken Figaro de gehele vier uur een feest om naar te kijken. Als tussen de twee delen door het publiek ook nog eens getrakteerd wordt op paella en wijn, kan de warme Pinkstermiddag niet meer stuk.
Hoewel de thematische gelijkenissen voor de hand liggen, is In Bed with Mozart van een geheel andere orde. De voorstelling – een samenwerking tussen Wunderbaum, het Ro Theater en het Belgische orkest B’Rock – is speciaal voor de Operadagen in een tijdsbestek van enkele dagen ontwikkeld. Aria’s uit verschillende opera’s van Mozart vormen het raamwerk voor een verhaal over overspel en ontrouw. De muziek door B’Rock en sopraan Sophie Karthäuser is zalig, de tekstuele gedeeltes zijn soms raak, maar slaan soms de plank mis – al met al toch een goede score, gezien de minimale voorbereidingstijd. Tijdens de slotscène wordt Mozart bedolven onder de kussens en de uitstekende lichaamsdelen van een orgie. De schavuit had het prachtig gevonden.
Competitie wordt compassie
Een uniek project is PARSIFAL, Playing Fields: Deel II > The Game, een samenwerking tussen Arjen Luijten, Ben Lammerts van Bueren en CLUB GEWALT. Zoals de uitgebreide titel doet vermoeden gaat het hier om een deel uit een groter project. In deel een, dat vorig jaar speelde op de Operadagen, verdween de titelheld uit de Wagneropera. In het tweede gedeelte van de trilogie is het aan het publiek zelf om in de hoofdrol te kruipen en de heilige speer te bemachtigen. De slotakte is volgend jaar op het festival te bezichtigen.
Hoewel het onmogelijk is om in tekst recht te doen aan het concept, toch een poging: in een verlaten kantoorverdieping in het voormalige Shellgebouw wordt het publiek opgedeeld in teams. Elk team probeert een zo hoog mogelijke toren te bouwen en andermans bouwstenen te bemachtigen. Hierbij wordt de toeschouwer bijgestaan door de gamecoaches van het onvolprezen CLUB GEWALT. Door hun aanstekelijke enthousiasme en opzwepende gamemuziek wordt zelfs de meest timide recensent bloedfanatiek. Tussen het strijdgewoel door kunnen de bezoekers kleine colleges bezoeken, van een korte analyse van het Parsifalmotief tot een workshop in compassie. Met deze munten kunnen zij vervolgens bouwstenen en wapens kopen. Echter, wanneer in het vuur van de strijd zelfs terroristische aanslagen worden gepleegd, biedt de wildevrouw Kundry het getroffen team de keuze: ga door met de strijd, of gooi geld en wapens weg en kies de weg van compassie. Vervolgens is het aan de bekeerlingen om het andere strijdlustige publiek te overtuigen dat bloedvergieten niet de juiste weg is.
Waar Nietzsche zijn voormalig idool afviel vanwege de softe, ‘christelijke’ thema’s in Wagners laatste opera, krijgen deze thema’s in PARSIFAL, Playingfields een nieuwe invulling: compassie is de enige weg om met elkaar vooruit te komen in tijden van schaarste en verhardende politiek. Meer nog dan een morele verplichting is mededogen een overlevingsstrategie.
Hoewel PARSIFAL, Playingfields mijlenver van een klassieke Wagneropera af lijkt te staan, is het project een hedendaags gesamtkunstwerk waarin niet alleen de muzikant en performer, maar ook de toeschouwers een integraal en onmisbaar onderdeel van de voorstelling worden. In een ingetogen finale bezingt CLUB GEWALT de grote meester en komt elk element samen in de roep om erbarmen. Naast een creatieve draai aan Wagners thematiek maken het spelplezier dat van de performers afstraalt, het slimme spelelement en de hedendaagse muziek met hints naar Wagner dat de bezoeker PARSIFAL, Playingfields verlaat met een fonkelende oogjes en honger naar meer.
Bombast in het theater, bescheidenheid in de loods
Na PARSIFAL is er bijna geen groter contrast denkbaar dan HEX van Dyane Donck, een performance door sopraan Els Mondelaers en drie muzikanten van Slagwerk Den Haag, die een breed scala aan instrumenten bespelen – van luchtalarm tot speeldoos. De multimediale voorstelling van 40 minuten toont de vrouw in drie archetypen: maagd, moeder en heks. De muziek is experimenteler dan bij de andere producties, maar niet noodzakelijk moeilijker: onder alle percussie ligt een tonale basis. Soms neigt de expressieve performance van Mondelaers in combinatie met de filmbeelden op de achtergrond naar het kitscherige: de gillende heksen en horrorbeelden in de finale zijn weinig subtiel. De vier musici zijn met hun uitgebreide wapenarsenaal immers al interessant genoeg om naar te kijken.
Net als PARSIFAL, Playingfields toont Semele dat elke locatie geschikt is voor opera. LP2 is de oude werkplaats van de Holland-Amerikalijn, een grote loods op de Kop van Zuid. Händels opera vertelt over het sterfelijke meisje dat verleid wordt door Jupiter en vervolgens van hem eist om de volgende keer in zijn goddelijke hoedanigheid tot haar te komen, met alle noodlottige gevolgen van dien. Zelfs al duurt het even om in het verhaal te komen, de muziek is in handen van het Residentie Orkest prachtig meeslepend. De regie van Sjaron Minailo is juist minimaal, met zwart-witte gewaden en enkel houten stoelen als decor. Niet alles werkt even goed: de repetitieve choreografie en het geijsbeer over het podium voegen niet veel toe, maar de onverwachte playbackperformance van Nina Simones Lilac Wine is juist een prachtige vondst. Wat er echter ook gebeurt op het podium, de muziek en het ingetogen optreden van Claron McFaddon als de tragische heldin blijven voor de volle twee uur fascineren.
Aangenomen dat de grote verscheidenheid van deze vijf voorstellingen door te trekken is naar de gehele programmering, valt niet anders dan te concluderen dat de Operadagen Rotterdam hun missie niet alleen waarmaken, maar dit met zoveel aanstekelijk spelplezier en creativiteit doen dat ze andere theaterfestivals naar de kroon steken. Als geboren Amsterdammer moet ik het schoorvoetend toegeven: de toekomst van muziektheater ligt in Rotterdam.