Een geëngageerd Noorderzon
In Groningen is Noorderzon weer van start gegaan. Sinds de laatste keer dat de Romeo-, Ophelia- en Desdemonatent zijn opgetuigd, zijn we opgeschrikt door het fenomeen Donald Trump, Brexit en de voorbereidingen van een derde kabinet Rutte. Met zoveel apocalyptische horror in de wereld, kan het niet anders dan dat er in de programmering van Noorderzon nadrukkelijke aandacht voor politiek theater is.
Zo is daar bijvoorbeeld The Last King of Kakfontein van de Zuid-Afrikaanse theatermaker Boyzie Cekwana. In deze voorstelling vertelt Cekwana – timide – over zijn jeugd, waar hij een nostalgisch gevoel aan het spelen met autobanden aan heeft overgehouden. Sinds die tijd heeft Zuid-Afrika veel ontwikkelingen doorgemaakt, ten goede, maar Cekwana kijkt ook met lede ogen naar de verkiezing van de huidige president Jacob Zuma, die in zijn presidentschap van incident naar incident hobbelt. Zijn onheilspellend lachje – het lachje van de machthebber – interrumpeert meerdere malen de voorstelling en verstoort Cekwana’s nostalgie. Later verschijnt ook Trumps stem op de audioband: autoritaire mafketels zijn tegenwoordig ook een Westers verschijnsel, wil Cekwana maar laten weten. Cekwana transformeert in de loop van de voorstelling in “the last king of Kakfontein”, gebaseerd op leiders als Zuma en Trump. Prikkelend is deze voorstelling echter niet, daarvoor is de voorstelling te associatief (te vaag, wil ik eigenlijk schrijven) en te kalm. Van enige strijdbaarheid lijkt geen sprake te zijn, alsof de koning van Kakfontein iedereen al verslagen heeft.
Menswaardig bestaan
Interessanter is het – eveneens zeer geëngageerde – Tijuana van Lagartijas tiradas al sol. Dit is een solovoorstelling van de Mexicaanse Gabino Rodríquez. Hij heeft vijf maanden zijn middenklasse-leven in Mexico-stad verlaten om voor het minimumloon te gaan werken in een fabriek in de arme arbeidersstad Tijuana. Hoe ziet het leven eruit wanneer je dit moet invullen op basis van het kunstmatige getal van een minimumloon? Rodríquez doet in de voorstelling verslag. De overgang is enorm: uren aaneen stuk door achter de lopende band kleding vouwen voor een paar peso om een schamele kamer te kunnen huren en zo nu en dan een biertje te drinken. Je ziet Rodríquez zich gedurende de voorstelling steeds meer afvragen: wat maakt dit leven de moeite waard om geleefd te worden? Uiteindelijk is het echter niet het monotone fabriekswerk of het gebrek aan het geld wat Rodríquez ertoe besluit om zijn onderzoek een maand eerder dan gepland te staken, maar het meemaken van een publieke executie van een van verkrachting verdachte jongen. Het publiek hoort alleen het geluid van de joelende omstanders terwijl Rodríquez vertelt. Dan wordt er één tel een flard van de executie geprojecteerd op een scherm, waarmee het publiek eraan herinnerd wordt: Rodríquez heeft niet alles verzonnen, het is echt gebeurd. Tijuana is – anders dan The last king of Kakfontein – veel meer dan een politiek pamflet. Centraal staat de vraag “wat is een menswaardig bestaan?”. Dat is natuurlijk een politiek vraagstuk maar evenzo goed een existentiële vraag.
Voor iets minder politiek geëngageerd werk ging ik onder andere naar Dark Circus van het Franse Stereoptik. Deze voorstelling is in feite een livegetekende animatiefilm. Op twee grote lichtbakken strooien de makers Romain Bermond en Jean-Baptiste Maillet met zand en tekenen met krijt om een donker komisch verhaal tot leven te wekken over een dark circus waar iedere artiest steevast aan het einde van zijn of haar nummer om het leven komt. De zwartwit beelden – die soms doen denken aan de animatiefilms van Tim Burton – zijn prachtig, evenals de muziek. Hoogtepunt is de illustratie die met water gemaakt wordt. We zien niks totdat er een druppel inkt op valt en er zich binnen een tel een tekening als een roos ontvouwt.
Mislukt theaterexperiment
De volgende voorstelling die ik bezocht was We’ll cross the bridge once we get to the river van het Franse gezelschap L’Amicale de Production; een merkwaardig en volkomen mislukt theaterexperiment. Dit begint er al mee dat de inzet van het experiment nooit geheel duidelijk wordt. De relatie tussen theatermaker en theaterkijker lijkt onderzocht te worden en de spanning die er in het theater zou kunnen heersen tussen fictie en realiteit, maar dit is niet meer dan een geïnformeerde gok van mijn kant. Doordat de premisse onduidelijk blijft is de rest van de voorstelling op zijn zachts gezegd, nogal willekeurig. In We’ll cross the bridge once we get to the river wordt, naast spelers en publiek, een derde element toegevoegd: een groep van radioluisteraars. De voorstelling is dus ook een online radio-uitzending. Daarnaast wordt er ook meerdere malen gerefereerd naar een theaterpubliek dat op hetzelfde moment in een theaterzaal in Parijs naar een voorstelling (dezelfde?) zit te kijken. Drie collectieven van toeschouwers dus. Wie een creatieve interactie tussen deze collectieven verwacht, kan dat gauw uit zijn hoofd zetten. Wat volgt is namelijk een en al warrigheid en onnavolgbaarheid met plastic openhaarden, wel of niet te bellen telefoonnummers en iets met een kamerplant. De bedoeling van dat alles? Geen flauw idee.
Door de vreemde vorm waarin de makers hun stuk hebben gegoten, wordt het geen moment geloofwaardig dat die radioluisteraars en bezoekers in Parijs er daadwerkelijk zijn. Terwijl dat wel degelijk het geval is, moet ik achteraf geloven. Hiermee loopt dit experiment tegen een merkwaardig mankement aan: waar conventioneel (tekst)theater fictief is maar in de regel toch wordt geloofd door middel van een suspension of disbelief, daar is We’ll cross the bridge once we get to the river echt, maar geen moment geloofwaardig. En dan nog: wat maakt het mij eigenlijk uit dat mensen thuis hutten bouwen of andere wazige opdrachten aan het uitvoeren zijn?
De afsluiter van mijn Noorderzon 2017 kon gelukkig weer het een en ander goedmaken. Hamnet van het Ierse Dead Centre, die vorig jaar nog de openingsvoorstelling van Noorderzon op zich nam. Uitganspunt van de voorstelling is Shakespeares op elfjarige leeftijd overleden zoon, Hamnet. Inderdaad, een letter verschil met Shakespeares bekendste personage. Shakespeare schreef Hamlet na het overlijden van zijn zoon. Voor de makers van Hamnet was dit een interessant uitganspunt om na te denken over verlies en rouwverwerking. In Hamnet is Hamnet in een soort limbo terecht gekomen, al 400 jaar niet levend maar ook niet dood. De vertolking van Hamnet is een bijzondere prestatie van de – eveneens elfjarige – Ollie West. Hij draagt grotendeels de voorstelling. Hamnet is aan het wachten op een hereniging met de wereld. In de tussentijd, om zichzelf wat bezig te houden, repeteert hij de teksten van zijn beroemde vader. Hier halen de makers een trucje uit die vorig jaar in de openingsvoorstelling Chekhov’s First Play de premisse van de voorstelling vormde: iemand uit het publiek het podium opvragen en mee laten spelen. Waar dit Chekhov’s First Play definieerde, voelt het ditmaal minder logisch aan. Het is zeker een komisch intermezzo maar het lijkt ook een beetje los te staan van de rest van de voorstelling. Ook de referenties naar bootvluchtelingen en Trumps al te voortvarende credo “Grab them by the pussy” verraden dat de makers iets met de actualiteit wilden, maar voelen niet helemaal op zijn plaats. Want uiteindelijk gaat dit stuk over een kind dat niet begrijpt dat hij uit de wereld is getrokken – “I did nothing wrong!” – en een vader die het verlies van zijn zoon moet accepteren. En dat conflict wordt sterk opgevoerd. Onder andere door het gebruik van een spiegelende achterwand waar de vader van Hamnet op geprojecteerd wordt. Op het podium loopt Hamnet alleen, maar in de reflectie vormt zich een duo. Dit weet het idee van een limbo en de naargeestigheid van eenzaamheid ontzettend goed op te roepen.
Een mooie afsluiter van een gevarieerd Noorderzon.