Boeken / Achtergrond
special: Reif Larsen over zijn opzienbarende debuut

‘Ik ben nu al helemaal blij’

Een nieuwe hype in boekenland! Amerikaanse uitgeverijen boden vorig jaar tegen elkaar op om het boek van de 29-jarige debutant Reif Larsen te mogen uitgeven. Uiteindelijk werd er bijna een miljoen dollar voor De verzamelde werken van T.S. Spivet betaald en zijn de vertaalrechten verkocht aan vijfentwintig landen. Sinds een maand ligt het in de winkels, klaar om een miljoenenpubliek te bereiken. Dat moet dus een bijzonder boek zijn.

~

En dat het dat inderdaad is, zie je zodra je het openslaat. Iedere bladzijde is gelardeerd met kaartjes, tekeningen en aanvullende neventeksten. Stippellijnen verwijzen de lezer vanuit de gewone, doorlopende tekst. Door al die zijpaden en verdiepingen biedt dit boek dus een nogal andere leeservaring dan de traditionele roman. Zijn al die toeters en bellen een slimme manier om nieuw leespubliek aan te spreken, namelijk jonge lezers waarvan de concentratiespanne door al het gamen, twitteren en sms’en gereduceerd is tot maximaal dertig seconden? 8WEEKLY vraagt het de jonge auteur, die voor promotie van zijn boek een paar dagen in Nederland is.

Hoe ben je tot deze interessante vorm van je boek gekomen?
‘Het is niet nieuw hoor, alles is al eens eerder gedaan. Meer schrijvers hebben gewerkt met verschillende teksten naast elkaar, bijvoorbeeld om vanuit verschillende perspectieven een gebeurtenis te belichten. Ik heb altijd wantrouwen gevoeld tegen dergelijke tekstexperimenten, want het is ook een makkelijke manier om een zwak verhaal te verdoezelen. In de eerste versie van mijn boek stonden ook helemaal geen illustraties en neventeksten.  Maar omdat de held een jongetje is dat obsessief de wereld om hem heen in kaart brengt, had ik al die tekeningen en neventeksten nodig. Ze tonen de twaalfjarige T.S. in al zijn kwetsbaarheid. Eerst wilde ik een professionele illustrator inhuren, maar dat werkte niet. Toen ben ik het zelf gaan doen. Het heeft me anderhalf jaar gekost en af en toe dacht ik dat ik gek werd. Tijdens het tekenen heb ik hem zeer goed leren kennen.’

Had je een jong publiek voor ogen, dat wellicht weinig toegang heeft tot traditionele romans?
‘Nee. Natuurlijk probeer je zo te schrijven dat het aantrekkelijk is voor lezers, maar uiteindelijk had ik tijdens het schrijven alleen mezelf voor ogen. Ik ben bijvoorbeeld zelf een langzame lezer, daarom mocht het boek niet te dik worden. Misschien had ik een slimme, nieuwsgierige twaalfjarige voor ogen. Ik denk wel dat jonge lezers de vorm van dit boek niet zo vreemd zullen vinden. Als je bent opgegroeid met internet, ben je eraan gewend dat je van het een naar het andere doorklikt.’

Is dit de roman van de toekomst?
‘Ik zie mijn boek als een urban roman. Het speelt weliswaar in het lege en uitgestrekte midwesten van Amerika, maar tegelijkertijd is het een overladen stad van woorden. Boeken zullen meer en meer in verbinding staan met alle andere media eromheen. Er zal een dialoog zijn tussen die media, waarvan het boek er één is. Jonge mensen krijgen hun kennis van internet. Het wereldwijde web is uitgestrekt, maar ook ongelooflijk oppervlakkig en chaotisch. Er zullen romans nodig blijven om de verhalen te vertellen. Als mensen eerst op mijn website komen en daar geïnteresseerd raken in het boek, is dat prima.’

Verstekeling

De twaalfjarige Tecumseh Spreeuw Spivet is de zoon van een rancheigenaar en een weinig succesvolle biologe. Ze wonen in Montana. Er was een broertje, maar die is in aanwezigheid van T.S. om het leven gekomen tijdens het spelen met een geweer. T.S. is een obsessief tekenaar. Alles wat hij ziet probeert hij in kaarten en diagrammen te vangen en zo te verklaren. Zo tekent hij de ontwikkeling van de lengte van korte broeken sinds 1980, of de manier waarop zijn zus maïs pelt. Maar ook produceert hij accurate landmeetkundige kaarten en gedetailleerde tekeningen van insecten. Hoewel hij pas twaalf is, stuurt hij al jaren werk naar het Smithonian Institute, een museum voor natuurlijke historie in Washington. Daar waarderen ze zijn werk zo dat hij er een prestigieuze prijs mee wint. Men is in de veronderstelling dat ze met een volwassene te maken te hebben. Op eigen houtje en zonder het zijn ouders te vertellen vertrekt hij naar Washington om daar gelauwerd te worden. Hij reist als verstekeling mee op goederentreinen en komt in aanraking met de zwerversgemeenschap van Amerika. Als hij zich bij het museum meldt, probeert het prompt munt te slaan uit ‘hun’ ontdekking van dit wonderkind. Tegelijkertijd wordt hij ingelijfd door een geheim wetenschappelijk genootschap.

T.S. is in veel opzichten erg volwassen. Waarom heb je voor een kind als hoofdpersonage gekozen?
‘Vergis je niet! T.S. is wel een briljante cartograaf, maar óók gewoon een kind. De volwassenen in het boek houden daar geen rekening mee en daarin schuilt een deel van zijn tragiek. Hoe bezeten hij ook probeert alles in diagrammen en doorsneden en wat al niet vast te leggen, er blijft natuurlijk heel veel wat hij niet op die manier onder controle kan krijgen.’

Lijk je op hem?
‘Ik hou ook enorm veel van kaarten. Ze zijn geruststellend. Ze maken duidelijk hoe je van A naar B moet. Maar tegelijkertijd weet je dat er heel veel dingen niet op kaarten staan, bijvoorbeeld waar je liefde kunt vinden of hoe je moet treuren. Het is misschien een contradictie, maar voor mij voelt dat als een geruststelling. Het maken van een kaart heeft iets bezwerends. Het gaat om de handeling. De gedachte erachter is dat als ik alles maar verzamel en catalogiseer ik het dan onder controle heb.’

Dat is een negentiende-eeuwse opvatting. Ook wat betreft vormgeving ziet je boek er Victoriaans uit.
‘Ik wilde dat het boek buiten tijd en ruimte kwam te staan. Zo’n ranch waar T.S. opgroeit met een cowboy als vader, dat is niet nu. Maar tegelijkertijd is het toch zeer eigentijds. Ik wilde een boek schrijven over de leegte van het midwesten van Amerika en over het archetype van de cowboy. En ook over het romantische idee van verzamelen, beschrijven van de wereld, want in al zijn ontoereikendheid vind ik dat aandoenlijk en emotionerend.’

Maar is dat geen nostalgie? Zou je niet moeten schrijven over het Amerika van na 9/11 of over identiteit in een post-postmoderne wereld?
‘Grote ideeën laten zich niet plannen. Als je bij het schrijven van een roman van tevoren bepaalt welke grote thema’s je gaat behandelen, wordt je boek geforceerd. Ik heb gemerkt dat als je het boek goed schrijft, de onderliggende thema’s vanzelf erin komen en dan wel op een vanzelfsprekende manier. Bovendien komen lezers niet af op grote thema’s maar op een goed verhaal. Pas als je de lezer gewonnen hebt voor je verhaal, is hij ontvankelijk voor de ideeën en zienswijzen die onder de oppervlakte een rol spelen.’

Je staat nu als schrijver op de kaart en de verwachtingen zijn hoog. Wat vind je daar van?
‘Mijn eigen hoop was om het boek te laten worden wat het moest zijn en vervolgens om het op een mooie manier uitgegeven te krijgen. Verder wilde ik in staat gesteld worden om een volgend boek te schrijven. Al míjn verwachtingen zijn dus ingelost. Als mijn uitgevers meer verwachtingen hebben, is dat hun zaak. Ik ben nu al helemaal blij.’