John Boyne flikt het weer met De witte veer
Sinds de miljoenenverkoop van het oorlogsdrama De jongen in de gestreepte pyjama is John Boyne niet meer weg te denken uit de boekhandels. Met zijn nieuwste historische roman De witte veer begeeft hij zich weer op oorlogsterrein. 8WEEKLY spreekt de Ierse auteur in Amsterdam.
John Boyne heeft De witte veer oorspronkelijk de titel The absolutist meegegeven. Een absolutist is een gewetensbezwaarde. Iemand die bewust weigert deel te nemen aan militaire acties. De roman is gesitueerd in het begin van de jaren twintig, vlak na de Eerste Wereldoorlog. Hoofdpersoon en voormalig soldaat voor het Britse koninkrijk Tristan Sadler is in bezit van een stapel brieven die zijn overleden oorlogsmaat Will Bancroft nalaat. Ze zijn allemaal geschreven door diens zus, Marian Bancroft. Bij Wills dood staan echter veel vraagtekens. Tristan besluit de brieven te retourneren en Marian te ontmoeten.
Vanuit de dag die Tristan en Marian doorbrengen, ontrafelen de gebeurtenissen uit de Eerste Wereldoorlog zich. Van de kennismaking van Tristan en Will in het trainingskamp tot aan de gruwelen van het slagveld. ‘De traditie van de witte veer gaat al eeuwen terug’, steekt John Boyne van wal. ‘Het is een symbool van lafheid. Vooral tijdens de Eerste Wereldoorlog kregen families van zulke soldaten witte veren door de brievenbus. Deze gewetensbezwaarden zijn in mijn ogen geen lafaards, maar zo worden ze wel genoemd. Mijn hoofdpersonen zijn heel principieel, op hun eigen manier.’ Dat is het uitgangspunt van De witte veer, opnieuw een historische roman van de veertigjarige schrijver.
Een nieuwe manier om te vertellen
Veel verhalen ontstaan uit een simpel hersenspinsel, dat zich vervolgens ontpopt tot een compleet verhaal. Het verging Boyne niet anders. ‘Op televisie zag ik een programma over een oorlogsmonument dat werd onthuld’, licht hij toe. ‘Je kent ze wel, waar de namen van gevallen soldaten in staan gehouwen. Er werden interviews vertoond met families van soldaten die níet wilden vechten. Jongemannen van achttien, negentien jaar jong die zijn doodgeschoten. Die jongens worden niet gememoreerd op die monumenten. Dat doet de families en nakomelingen ongekend veel pijn. Daar schuilt veel onmacht en woede achter.’
De auteur ziet een goed verhaal in het verschiet. Op dat punt weet hij echter nog niets over dienstplichtigen die weigerden te vechten, behalve het feit dat ze bestonden. ‘Het is een interessant uitgangspunt omdat hierover nooit eerder is geschreven’, vervolgt hij. ‘Tegelijkertijd kreeg ik een andere ingeving. Er moeten ook homoseksuele soldaten zijn geweest. Ik heb veel oorlogsfictie gelezen, maar volgens bestaan er noch romans over gewetensbezwaarden, noch over homoseksuele soldaten. Het was interessant om met die twee ideeën aan de slag te gaan. Want als je over de oorlog verhaalt, zoals ik eerder met de holocaust in De jongen in de gestreepte pyjama heb gedaan, moet je een nieuwe manier vinden om het te vertellen. Er is immers al zoveel over gezegd, gefilmd en geschreven.’
De juiste toon en tijdsgeest
‘Vanaf het moment dat ik de eerste ingevingen krijg, duurt het nog zes maanden voordat ik begin met schrijven’, legt Boyne uit. ‘Dat doe ik vrijwel standaard voor mijn historische romans, omdat ik veel research doe. Eerst heb ik veel tijd doorgebracht in het Imperial War Museum in Londen. Ik heb archieven doorgespit en veel brieven gelezen die soldaten naar het thuisfront stuurden. Of daar brieven van homoseksuele soldaten tussen zaten? Nee, dat niet, ik denk dat het taboe was om erover te schrijven. Hoe dan ook, ik nam die brieven door omdat ik wilde dat De witte veer dezelfde tijdsgeest zou uitstralen, die van de jaren tien en twintig. Ook wilde ik de toon goed krijgen. In die brieven voel je die veranderen. Van het moment dat ze in training in Engeland zijn, het allemaal een spel of avontuur lijkt, tot het punt dat ze in de loopgraven zijn en vrienden voor hun ogen vermoord zien worden.’
‘Het moment dat ik begin met schrijven is een instinctief moment. Zonder aan alle research te denken zet ik een eerste versie op papier. Het verhaal zelf staat dan voorop. Het invullen van details is van latere zorg. De totale schrijfduur neemt ongeveer achttien maanden in beslag. Dat is inderdaad vrij lang. In de laatste maanden draait het puur om het doorvoeren van kleine correcties. Meestal overlapt het totale proces dat van een nieuwe; als ik bij mijn zesde of zevende versie ben ontstaat er al een idee voor een nieuw boek. Nu ben ik bezig met een kinderboek. Dat verschijnt volgend jaar september in de Britse boekhandels.’
De gestolen naam
Sommige auteurs hechten buitengewoon veel waarde aan de naam van hun karakter. Hermans’ Alberegt (lees: reeds berecht) is bijvoorbeeld een veelzeggende. Boyne bekommert zich echter niet om symbolische waarden. ‘Dat de woorden ’triste’ en ‘sad’ in Tristan Sadler zitten is puur toeval’, reageert hij. ‘Wel wilde ik dat hij een personage met berouw zou zijn. Dus misschien speelt mijn onderbewuste daar wel een rol in. Ik zocht naar een niet alledaagse naam, maar wel een echt Engelse. Bij wijze van spreken had Will Bancroft evengoed Tristan Sadler kunnen heten, en visa versa.’ En, geheimzinnig glimlachend: ‘Marians naam heb ik gestolen. Ik heb haar vernoemd naar een personage uit L.P. Hartleys The go-between. Dat is een van mijn favoriete romans. De witte veer speelt zich af in ongeveer dezelfde tijd als dat boek. Ook die heb ik herlezen om het taalgebruik juist te krijgen.’
John Boyne wisselt historische romans af met dunnere kinder- en jeugdboeken. Van zijn volwassenenlectuur is deze vooralsnog de dunste – hoewel nog steeds 318 bladzijden. Het is geen toeval vertelt hij. ‘De meeste van mijn boeken bevatten een lange tijdslijn en veel gebeurtenissen. Voor De witte veer wilde ik minder karakters. Daardoor kon ik meer diepgang brengen en het intenser en emotioneler maken. Daarnaast heb ik voor een enkele dag gekozen, waarin complete hoofdstukken uit louter dialoog bestaan. Dat was nieuw voor me, want de gesprekken waaieren alle richtingen uit. Tristan en Marian hebben elkaar nog nooit ontmoet, maar brengen een hele dag in elkaars bijzijn door. Ze zijn aanvankelijk op hun hoede, aftastend, maar maken geleidelijk aan ook grapjes en ruzie. Het was echt een uitdaging voor mij, maar ik zat in een goede flow en ben nergens vast komen te zitten.’
Gewend aan titelwijzigingen
Als de Ierse schrijver de Nederlandse vertaling van The absolutist krijgt aangereikt, veert hij op. ‘Het artwork ziet er heel goed uit’, oordeelt hij, met het boekwerk in handen. ‘Vooral de witte veer voorop springt eruit. Met het oog op de Nederlandse titel is dat mooi meegenomen. Het komt vaker voor dat buitenlandse uitgeverijen een andere titel kiezen. De witte veer is een goede alternatieve titel.’ De auteur is er inmiddels wel aan gewend. Eerder al werden The special house of purpose en Mutiny on the bounty gewijzigd in Het winterpaleis en De scheepsjongen. De huidige titelwijziging zag hij al aankomen. ‘The absolutist is geen bekende term. Zelfs in Britse contreien niet. Ik heb het zelfs nog toegelicht in de roman. Maar ik snap waarom buitenlandse uitgeverijen voor een andere titel kiezen. Ze spelen zo’n wijziging via mij, doen een suggestie, waar ik wel of niet mee akkoord ga. Ik vertrouw ze erin dat ze hun markt goed kennen.’ Lachend: ‘Wereldwijd resulteert het soms in wel vijf of zes verschillende titels. Maar Nederland is, zoals vaker het geval is, de eerste die mijn boek vertaald uitbrengt.’