Boeken / Achtergrond
special: Interview met Niccolò Ammaniti

Dit is de wereld van het beeld

‘Niccolò maakt even een ommetje’, meldt de medewerkster van de uitgeverij. Een ommetje? De regen slaat tegen de ruiten van de hotellobby. Er loopt geen levende ziel op de Herengracht. Iedereen verschanst zich in zijn grachtenpand in de hoop dat er ooit nog een einde komt aan deze zondvloed. Alleen één eenzame Italiaanse bestsellerauteur die een ommetje maakt. Niccolò Ammaniti moet keihard of knettergek zijn.

Het Ammaniti–circus trekt een week lang door Nederland. Waar het halt houdt, veroorzaakt het hysterische taferelen. Italiaanse lunches, signeersessies, dinertjes; niets is te dol om pers en publiek te plezieren.

‘De beste schrijver van Europa’, riep/schreef/blogde/twitterde Kluun en hij nam Ammaniti op in zijn uitdijende Nightwriters–familie. Dankzij het onvermoeibare pluggen van de Komt een vrouw bij de dokter–schrijver, de quootjes van Saskia Noort (‘Ammaniti is mijn idool’) en Herman Koch (‘In mijn persoonlijke top–10 kwam dit boek vijf jaar geleden van niets binnen op de eerste plaats’) én een restyling van al zijn werk (sproetige kindergezichten op de omslag in plaats van Italiaanse akkers), werd Niccolò Ammaniti een literaire hype. Dat is deels te danken aan zijn boeken, die door recensenten onder meer werden omschreven als ‘filmisch’, ‘rauw’, ‘literaire pulp’ en ‘net een film van Fellini’, maar ook aan de marketingideeën van uitgever Oscar van Gelderen.

Van Gelderen maakte naam bij Vassallucci, waar hij collectief gekraakte romans als Het Lelietheater (Lulu Wang) en De gelukkige huisvrouw (Heleen van Royen) transformeerde in onverbiddelijke bestsellers. Hij verstaat de kunst om de persoon van de auteur als het ware los te koppelen van zijn werk. Zo kon Nederland de afgelopen weken meegenieten van de festiviteiten rond ‘de nieuwe Ammaniti’. Om welk boek het ging, was niet altijd duidelijk.

Half uurtje
De Quentin Tarantino van de Europese literatuur (dixit: Kluun) loopt kordaat de lobby in. Het is een kleine man, een beetje ielig, gekleed in een blauwe wollen trui die al vaak gewassen is. Zijn magere, bleke gezicht gaat voor de helft schuil achter een zwart baardje. Onder zijn donkere ogen hangen wallen.
Ammaniti’s agente Kylee vraagt hoe lang het allemaal gaat duren. ‘Niccolò heeft net geluncht. Normaal gesproken slaapt hij altijd na de lunch. Nu dus niet.’

Sono un po stanco. Beetje moe’, mompelt Ammaniti met een flauwe glimlach, en bestelt een dubbele espresso.’Na een half uurtje is–ie vermoedelijk niet veel meer waard’, zegt zijn agente veelbetekenend. ‘Heb je daar genoeg aan, denk je, een half uurtje?’

Ammaniti slaat de espresso in één keer achterover. Als hem gevraagd wordt of hij het ondanks alle vermoeienissen nog wel een beetje naar zijn zin heeft in zijn eigen feestweek, glimlacht hij weer, een beetje droevig nu. ‘De contacten zijn leuk. Echt waar. Ma sono stanco.’ Hij tikt met zijn vinger op de afbeelding van het nijlpaard, prominent aanwezig op de omslag van zijn nieuwste roman, Laat het feest beginnen. ‘En ik doe het voor het boek.’

Laat het feest beginnen vertelt het verhaal van de grote kloof in het Italië van nu. Enerzijds is er de decadente elite, bestaande uit schrijvers, politici, tv–bimbo’s, maffiosi en voetballers – gestalte gegeven door Fabrizio Ciba, gearriveerd schrijver van de bestseller Het hol van de leeuwen. En er is de teleurgestelde middenklasse, die niets heeft om voor te leven. Saverio is zo’n teleurgestelde man, onder de plak bij zijn frigide vrouw en in loondienst bij zijn tirannieke schoonvader. Om toch nog ergens de baas te kunnen spelen, wordt hij de leider van de Beesten van Abaddon, een satanische sekte die uit Saverio en drie van zijn miserabele vrienden bestaat. Als zij besluiten om een aanslag te plegen op hét jetsetfeest van de eeuw, volgt de onvermijdelijke clash.

Dat deze thematiek typisch Italiaans zou zijn, daar wil Ammaniti niets van weten. ‘Kijk, mijn boeken zijn in veertig talen vertaald. Overal worden ze gelezen, tot in China aan toe. Ik denk dat dat feit het tegendeel bewijst. De strijd tussen de elite en de rest van de maatschappij is alomtegenwoordig.’

Het feest begint
Er zitten natuurlijk wel typisch Italiaanse kenmerken in mijn boeken, ook in deze. De catacomben onder Rome spelen in Laat het feest beginnen bijvoorbeeld een belangrijke rol, maar dat kan kloppen; ik bén tenslotte Italiaan.’
Toch lijkt het feest waar in de titel sprake van is wel een typisch Italiaans feest. Want waar ter wereld vormen invloedrijke politici en briljante schrijvers één ons–kent–ons–upperclass met modellen, profvoetballers en plastisch chirurgen? Dat kan toch alleen het land zijn waar de premier al die groepen verbindt, zoals Silvio Berlusconi dat doet?

‘Ik denk het niet’, mompelt Ammaniti, terwijl hij een gaap probeert te onderdrukken. ‘Misschien hadden jullie in Nederland nog wel een regering gehad als jullie politici eens wat vaker op feestjes kwamen waar voetballers en actrices komen. Bovendien is het feest waar het boek over gaat de vrucht van mijn verbeelding, ik weet niet of zulke bizarre feesten worden gegeven in Italië of waar dan ook ter wereld. Misschien wel, ik ben er in elk geval nooit geweest.’

~

Bizar is het zeker, het feest in Laat het feest beginnen. De puissant rijke zakenman Sasá Chiatti – een bouwmagnaat rond wie een doordringende maffiageur hangt – besluit een feest te organiseren dat alle andere feesten in de schaduw zal stellen, zo’n feest ‘waar iedereen komt’. Plaats van handeling is de Villa Ada, het grootste park van Rome, de laatste long van een stad die bijna stikt in zijn eigen smog. Ammaniti spreekt er in het nawoord schande van. En niet alleen in het nawoord.

‘Het is afschuwelijk. Ik ben opgegroeid in de Villa Ada, mijn hele jeugd heb ik er doorgebracht. Maar het gemeentebestuur weigert het park te onderhouden. De bomen groeiden en groeiden maar, zonder dat iemand eraan dacht om ze te snoeien. Tot er één omviel, toen moesten al die bomen opeens allemaal tegen de vlakte. Villa Ada is nog steeds de uitvalsbasis van duizenden Romeinen, ieder weekend weer. Maar lang kan dat nooit meer duren.’
‘Of dit boek daar iets aan helpt? Nee. Helemaal niets. Ik heb geen illusie dat ik ook maar een flintertje invloed heb. Als er geen geld is – en dat is er niet – wat moet ik dan?’

Jurassic Park midden in Rome
Het spreekt vanzelf dat Fabrizio Ciba – de blasé schrijver die de decadente elite symboliseert – van de partij zal zijn op het feest waar iedereen is. Hoezeer hij ook walgt van de bijna–naakte televisiepresentatricetjes die aan zijn arm komen hangen en hoeveel dedain hij ook voelt voor de selfmade miljonair Chiatti – de noodzaak om erbij te horen en erbij te blijven horen, overwint uiteindelijk toch. Ammaniti herkent die drang van zijn hoofdpersoon, al ontkent hij er zelf al te vaak aan toe te geven.

‘Ciba is extreem, in alles. Maar ergens heeft hij natuurlijk wel gelijk. Wanneer hij door zijn uitgever aan de kant dreigt te worden gezet ten faveure van een jongere auteur, wordt hij woedend. Maar zo werkt het gewoon in de literaire wereld; uitgevers worden meer en meer verkopers van boeken, het zijn zakenmensen, mannen en vrouwen die meer geïnteresseerd zijn in oplages dan in literaire kwaliteit. Daar kun je boos om worden, maar zo is het nu eenmaal. Het is een ontwikkeling die al twintig jaar gaande is; mensen praten tegenwoordig over boeken zoals ze over auto’s praten. Bovendien: dit is de wereld van het beeld, van film en van videogames. De wereld van het woord ligt achter ons, vrees ik.’

‘Voor dit boek bijvoorbeeld, is mijn inspiratie volledig afkomstig van films. Jurassic Park heb ik bijvoorbeeld vaak gezien. Mijn beschrijvingen van het park in de Villa Ada is deels gebaseerd op het eiland Isla Nublar uit die film.’
Tijdens het feest in de Villa Ada heeft organisator Chiatti een groot aantal wilde dieren losgelaten in het park, om de bezoekers te vermaken. De hotshots uit het entertainment kunnen bijvoorbeeld deelnemen aan een leeuwenjacht of een tochtje maken op een olifant. Natuurlijk loopt de zaak gierend uit de hand, dat kun je wel aan Ammaniti overlaten.
‘Ik vond dat een prachtig gegeven, zo’n park waar niemand uit kan en waar overal wilde dieren lopen. Geen dinosaurussen, dat ging me net wat te ver…’

Het blijft niet bij wilde beesten, bij krokodillen die zich uiteindelijk aan de feestgangers tegoed zullen doen en bij olifanten die op hol slaan terwijl ze de spits en de keeper van AS Roma op hun rug dragen. Ammaniti voert ook nog een groep monsters op, hongerige halfmensen die in de catacomben onder Rome wonen. Alles kan, als Ammaniti een feestje organiseert.
‘Ken je The Descent, die film? Heb ik ook een paar keer gezien. Daar komt dat idee van die mensen die onder de grond leven vandaan. Ik ben gek op horror en science fiction. Zou graag nog eens een science fiction–roman schrijven. Hoewel… Dat heb ik nu misschien al een beetje gedaan.’

Met Laat het feest beginnen is Ammaniti onmiskenbaar een nieuwe weg ingeslagen. In zijn vorige boeken speelden vader–zoonrelaties vaak een cruciale rol. Ammaniti – die zelf ooit een boek schreef met zijn eigen vader – vond het daarom tijd worden voor wat anders.
‘Ik probeer altijd dingen uit, dat komt waarschijnlijk omdat ik me nogal snel verveel. Zo schreef ik mijn grote succes Ik ben niet bang vanuit de eerste persoon, vanuit een klein jongetje. Dat had ik toen kunnen volhouden, maar ik wilde weer wat anders. Nu heb ik dit boek geschreven, dat totaal anders is dan mijn eerdere boeken. En het volgende boek wordt weer iets volstrekt nieuws. Zo houd ik het voor mezelf leuk, dat is het allerbelangrijkste. Daarom schrijf ik ook af en toe weer een kort verhaal, gewoon voor mezelf. Ik wil mezelf blijven verrassen en vermaken. En dan na iedere lunch een dutje.’