Het absolute kwaad
.
De Tweede Wereldoorlog ‘gaat met pensioen’. Impliceert deze populaire uitdrukking dat de herinnering aan de oorlog en aan de Holocaust steeds meer een kasplantje zal worden? Dit jaar hebben het proces tegen John Demjanjuk en de Nederlandse excuses aan Selma Wijnberg ons aan de Holocaust herinnerd. Maar binnen afzienbare tijd zijn zowel de laatste misdadigers als slachtoffers overleden, en hoe moeten we dan herdenken?
Via verslagen van getuigen uit de eerste hand. En hoe meer hoe beter, want des te duidelijker het geschetste beeld. Dat is de reden waarom de aantekeningen van Treblinka-overlevende Chil Rajchman, Een van de laatsten, alsnog postuum zijn gepubliceerd. En de reden dat Jules Schelvis zijn interviews met overlevenden nu in boekvorm heeft uitgebracht, getiteld Ooggetuigen van Sobibor. Deze beide verslagen uit de eerste hand moeten ervoor zorgen dat mensen ook in de 21e eeuw nog weten van de in de kampen voorgevallen gruwelijkheden.
Geïnstitutionaliseerde wreedheid
Rajchmans verslag van het vernietigingskamp Treblinka is absoluut weerzinwekkend. Maar de aansporing van Nobelprijswinnaar Elie Wiesel in het voorwoord zorgt ervoor dat je doorleest:
Op elke bladzijde wil je als lezer dat je zou kunnen stoppen en tegen jezelf zeggen: zo is het genoeg; het is onmogelijk je verder onder te dompelen in het leed, het verval en de dood (…) En dan zeg je tegen jezelf: als Rajchman de kracht heeft om te blijven spreken, dan moeten wij die hebben om te blijven luisteren.
Rajchman heeft zonder overpeinzingen of clichématige beschouwing opgeschreven wat er is gebeurd. Enkel het onafgebroken werken, de aanhoudende klappen, de onvoorstelbare wreedheden.
Het is dankzij die onopgesmuktheid dat Een van de laatsten zeer goed laat zien welke vorm de Holocaust echt had. Gecombineerd met het cijfer van zes miljoen is de Holocaust het symbool van de wreedheid in de mens, van het absolute kwaad. Het is de institutionalisering van de meest verschrikkende irrationaliteit binnen een volledig rationeel systeem. Het hele systeem was erop gericht dat de wreedheid van de allerwreedsten onder de mensen – met recht ‘duivels’ genoemd – zou komen bovendrijven, dat die zou worden gebotvierd.
Getuigen
Op 2 augustus 1943 kwamen de gevangenen in Treblinka in opstand. 68 ervan, onder wie Rajchman, overleefden de oorlog. Vrijwel direct pende hij zijn aantekeningen neer, om het onherroepelijke vergeten of de verdraaiingen van het geheugen zo veel mogelijk te snel af te zijn. Hij vond de kracht om door te leven: ‘Ja, ik ben in leven gebleven, om te getuigen van dat grote slachthuis: Treblinka.’ Ook getuigde hij in de rechtbank tijdens het eerste proces tegen John Demjanjuk, in wie onder andere Rajchman de in Treblinka aanwezige Iwan de Verschrikkelijke dacht te herkennen. Zij bleken niet dezelfde persoon, wat indirect het belang van Rajchmans direct opgeschreven aantekeningen onderstreept.
De interviews met overlevenden van Sobibor, die Jules Schelvis samen met de in 2009 overleden Dunya Breur maakte, zijn daarentegen pas in 1983 en 1984 afgenomen. In het voorwoord van Ooggetuigen van Sobibor erkent Schelvis deze onvolkomenheid. Maar doordat de vijftien interviews vanuit individuele perspectieven hetzelfde behandelen – de leefomstandigheden, de incidenten en de opstand in Sobibor (14 oktober 1943) – komt er toch een helder beeld uit naar voren. Net als Treblinka was Sobibor een vernietigingskamp. In het eerste werden naar schatting 750.000 mensen vermoord, in het tweede ruim 200.000. Achttien Nederlanders overleefden, onder wie Jules Schelvis. Nu is hij Nebenkläger in het nieuwe proces tegen Demjanjuk (nu omdat hij in Sobibor ‘werkzaam’ zou zijn geweest).
De trots
In Ooggetuigen van Sobibor worden de wreedheden minder expliciet beschreven dan bij Rajchman. De ooggetuigen weten de details niet meer, of willen er niet meer over uitweiden. Uit dit boek spreekt heel sterk de trots over de opstand. Het is inderdaad ongelooflijk wat deze verzwakte mensen wisten te organiseren. Waarschijnlijk zijn rond de 150 mensen ontsnapt. Daarnaast was de opstand ook historisch uniek omdat de opstandelingen twaalf SS’ers wisten te doden, iets wat niet eerder was voorgekomen. Ook SS-leider Heinrich Himmler ontging de symboliek daarvan niet: na de opstand heeft hij Sobibor laten afbreken en hebben de nazi’s geprobeerd om het bestaan van het kamp in de vergetelheid te doen belanden. Dat is niet gelukt.
Hoe we herdenken
De werken van Rajchman en Schelvis gaan de vergetelheid te lijf. In de door hen opgehaalde verschrikkingen zit besloten dat de Holocaust altijd moet worden herdacht. Jáchym Topol, in zijn roman De werkplaats van de duivel, behandelt juist de manier waarop we herdenken. Het bovenliggende thema in dit werk is de precaire verhouding tussen de commercie en het in stand houden van de plaatsen waar de genocide heeft plaatsgevonden.
Neem de manier waarop er met Auschwitz wordt omgesprongen. Natuurlijk zijn de meeste bezoekers van Auschwitz vol eerbied – en toch lijkt die plek een toeristische trekpleister te zijn geworden. We willen collectief herinneren, maar als het collectief ook daadwerkelijk Auschwitz binnentreedt, lijkt de herinnering te worden ontheiligd. En tot hoe ver kunnen we gaan om de herinnering levend te houden? Mag je stemmen nabootsen, films maken over de gaskamers, attributen verkopen? De commercie vaart niet wel bij de onbevattelijkheid van zulke plaatsen van herinnering, en dus wordt in sommige gevallen een slap, meer bevatbaar aftreksel aangeboden. Het toerisme maakt er kitsch van. In Topols De werkplaats van de duivel maakt een groep jongeren van Theresienstadt (een concentratiekamp in Tsjechië) zo een kitscherige trekpleister. De formule? Vrolijk dansende en goed uitziende hippiemeisjes, wat zogenaamd authentieke en verkoopbare snuisterijen en een journalist die het geheel wereldkundig maakt. De wereldpers duikt erop af en smult ervan.
Lukrake herinnering
Zonder oordeel te vellen schrijft Topol in zijn hallucinante trant hoe protesten van joodse organisaties over deze ‘ontheiliging’ volgen, waarna de organisatie ‘Comenium’ (naar Jan Amos Comenius, die stelde dat school een spel moet zijn) wordt opgeheven en de naamloze verteller naar Wit-Rusland vertrekt. Daar is hij uitgenodigd om eenzelfde soort toeristische plek op te zetten. Want een kwart van de Wit-Russische bevolking, ruim 2,2 miljoen mensen, overleefde de Duitse bezetting niet, en wie weet dat nog? Dit gegeven zorgt voor een ellendige, maar interessante spanning in Topols boek. Want het lijden van de joden, de homo’s, de zigeuners en de Polen zit in de collectieve herinnering. Maar de collectieve moord op de Wit-Russen zijn we vergeten. In De werkplaats van de duivel wordt geopperd om Wit-Rusland in de wereld te promoten als een ’toeristische horrortrip’.
Onze herinnering heeft iets lukraaks.
Dodenherdenking
Het herinneren van de Holocaust luistert nauw en zit vol spanningen. En leuk is anders. Maar af en toe moet deze herinnering met kracht en voor de ogen van iedereen opgehaald worden. Tijdens de dodenherdenking op 4 mei zullen de aloude, immer belangrijke thema’s weer aangehaald worden: het ‘dit nooit meer’ en de aan eenieder gerichte aansporing om erover na te denken ‘wat jij zou doen’. Deze boeken ondersteunen zowel die waarschuwing als de aansporing tot nadenken. Opdat wij niet vergeten.
Een van de laatsten. Het unieke ooggetuigenverslag van een overlevende van Treblinka • Chil Rajchman (vert. Ruben Verhasselt). • J. M. Meulenhoff • 143 bladzijden • € 18,95 • ISBN: 978 90 290 8507 6.
Ooggetuigen van Sobibor • Jules Schelvis • Ambo • 200 pagina’s • € 19,95 • ISBN: 978 90 263 2314 0.
De werkplaats van de duivel • Jáchym Topol (vert. Edgar de Bruin) • Anthos • 190 pagina’s • € 18,95 • ISBN: 978 90 414 1553 0.