Boeken / Achtergrond
special: De 30e Nacht van de Poëzie, Stadsschouwburg Utrecht

‘Eén nacht waarin mensen gewoon hun kop houden en naar een dichter luisteren’

De Nacht van de Poëzie vierde dit jaar haar 30e editie. Sinds de Nacht niet meer in Vredenburg plaatsvindt vanwege de verbouwing, wordt gefluisterd dat ze over haar hoogtepunt heen is. De Nacht is echter nog lang niet dood.

Dat is in elk geval bij voorbaat de stellige overtuiging van dichter, organisator en presentator Ingmar Heytze. Gevraagd naar wat dit poëziefestival bijzonder maakt, begint Heytze onmiddellijk over de noodzaak van de Nacht: ‘Eén nacht waarin mensen gewoon hun kop houden en naar een dichter luisteren, dat is noodzaak in deze tijden waarin iedereen door elkaar schreeuwt.’ Voor Heytze is het ‘een levende bloemlezing’. Vanaf de eerste editie in 1979 is de organisatie er elke keer in geslaagd om de bekendste en de meest veelbelovende dichters uit het Nederlandse taalgebied op te laten treden. Voor vele jonge dichters, onder wie Heytze zelf, is de Nacht van de Poëzie een leerschool geweest, dé manier om te horen hoe gedichten echt bedoeld zijn.

Waarheen, waarvoor
Voor de jubileumeditie zijn niet alleen levende legendes Deelder, Komrij en Schippers uit de kast getrokken, ook zijn de gestorven dichters Willem Wilmink, M. Vasalis en Jotie ‘t Hooft naar de Utrechtse Stadsschouwburg gehaald. De organisatie overwoog nog om ook Hugo Claus als onsterfelijke dichter te laten optreden, via het lichaaam van Jan Decleir, maar besloot uiteindelijk dat Claus’ stoffelijk overschot nog te vers was. Zo werd dit de eerste nacht waarin Claus noch Kopland optrad.

Het verlies van grandeur wordt verbloemd en tegelijkertijd onderstreept door de imposante maar nostalgische openingsact: om acht uur vult het blaasorkest van het Leger des Heils het podium, blinkend in de rode spots. Als het orkest ‘Amazing Grace’/‘Waarheen, waarvoor’ speelt lijkt de toon gezet: hoop en wanhoop gaan op deze dertigste Nacht, net als onder dit kabinet, hand in hand.

Poëzie waar je niet bang voor hoeft te zijn
De smaak van de organisatie blijkt echter al snel overwegend lichtvoetig. Veruit de meeste dichters presenteren opvallend toegankelijk werk, eenvoudige zinnen in heldere taal, met vaak tegen het einde een clou waar je om zou kunnen lachen. Dat doet het publiek ook, voorzichtig bij de prozagedichten van debutante Lieke Marsman, harder bij de lofzang op een majorette van Koenraad Goudeseune, voluit bij de vertaalde gedichten van Billy Collins, enthousiast gebracht door Kees van Kooten, en bij K. Schippers’ lijst met dingen die je maar kort hoeft te onthouden (‘de stem van een vrouw die verkeerd verbonden is’). Het voelt als een lacune dat de hele nacht lang niet één hermetisch gedicht wordt voorgedragen – of dit moet zijn gebeurd toen ik even weg was, de Nacht kent immers geen pauzes, alleen entre’acts.

Af en toe word je er gelukkig wel aan herinnerd dat poëzie meer is dan vermaak. De gitzwarte gedichten van de jong aan een overdosis overleden Jotie ‘T Hooft – perfect vertolkt door dichter Daniël Vis, die voor de gelegenheid zijn haar heeft laten groeien en zijn baard heeft afgeschoren – maken indruk. Als bij ‘T Hooft in een gedicht hoop doorbreekt moet je er bijna van janken: ‘Er zijn momenten waarop ik eeuwenlang/ mijmerend volmaakt gelukkig ben:/ wanneer ik dan mijn handen op de aarde leg/ zijn het kleine handen.’

Reinbert de Leeuw

Reinbert de Leeuw

Tussen de regels
Wat ook indruk maakt zijn de entre’acts, die meer tot de verbeelding spreken dan veel van de gedichten. Wie deze intermezzi heeft gebruikt als drinkpauzes, heeft wat gemist. De combinatie van het verstilde pianospel van Reinbert de Leeuw en zijn verschijning – een magere, oude man achter een grote vleugel, zijn sneeuwwitte haren nog witter in het licht van de spot, een kunstmatige sterrennacht achter zich – is magisch, al wordt die magie doorbroken elke keer als de deur van de grote zaal opengaat om een bezoeker naar binnen of buiten te laten.

Acrobaat Alexander Vantournhout heeft de pech na Gerrit Komrij op te treden voor een leeggelopen zaal, maar wie is blijven zitten wordt gehypnotiseerd door zijn kunsten in een metalen ring. Het applaus is luider dan bij Komrij. En Leon Giesen komt met het mooiste verhaal van de avond als hij in een muzikale minidocumentaire de akkoorden van de toeters van Amerikaanse treinen onthult.

Poetry slam
Doordat de volgorde van de programmering vantevoren niet wordt vrijgegeven, weet je als bezoeker niet wie op welk moment op zal treden in de grote zaal. Aangezien de Nacht tot drie uur ‘s nachts duurt, is het onvermijdelijk dat je dichters, of in elk geval zangers, zult missen. Het is ook vrijwel onvermijdelijk dat na een tiental dichters je concentratie verslapt en het een grote brij begint te worden, met zo af en toe een mooie of leuke zin die eruit springt.

Als tegen 2 uur Bob Fosko het podium betreedt is het publiek, ondanks dat het percentage grijsharigen aanzienlijk geslonken is, dan ook behoorlijk ingedut. Fosko weet daar met zijn simpele verzen weinig verandering in te brengen, maar hij heeft zijn laatste gedicht nog niet voorgedragen of er komt een blaaskapel van jongens met leggings en pruiken de zaal binnenstormen. Het is de heavy metal marching band Blaas of Glory, die de normen van de beleefdheid tart om in welkome chaos de finale van de poetry slam aan te kondigen.

Blaas of Glory

Blaas of Glory

De hele avond was er al in de kleinere Blauwe Zaal – expres smakeloos versierd met Halloweenprullaria – gestreden tussen jonge(re) dichters om het hardste applaus, waarbij het niveau varieerde van tenenkrommend tot briljant. De finale tussen Boris de Jong en Kira Wuck wordt een genadeloze slachting: terwijl de schattige Kira hakkelend naar haar A4’tjes staart, weet weirdo Boris uit zijn hoofd bruut geweld tot gedichten om te vormen, zonder een moment van twijfel. Toch duurt het tellen van de stemmen lang, Boris’ theatrale persoonlijkheid en waarschijnlijke drugsgebruik zijn niet aan iedereen besteed. Hij wint nipt.

03:18:17
Opdat het overgebleven publiek geen kans krijgt weg te zakken, gaat Blaas of Glory energiek door met het vercarnavallen van hardrock klassiekers. Mensen klappen en zingen mee en een enkeling gaat helemaal los. Het is wat anticlimactisch om hierna nog twee jonge dichters op te laten treden, maar uiteindelijk is dat hoe de Nacht poëzie nieuw leven inblaast, door jonge mensen die met taal kunnen spelen een podium te bieden. Stijn Vranken en Ellen Deckwitz laten ieder hun visie op de promiscuïteit van het andere geslacht horen, wat hen respectievelijk gelach en instemmende stilte oplevert.

Er zitten nog steeds flink wat mensen in de zaal als debutante Deckwitz de laatste woorden uitspreekt. Heytze klokt de avond op 03:18:17. Alsof het het boekenbal is ontmantelen de bezoekers de versieringen, nemen glimmende plakletters en posters van dichters mee naar huis om daar te koesteren als souvenirs. De poëzie leeft nog.