Boeken / Reportage
special: Chicklit: vriendinnen onder elkaar

Literaire lectuur

Eigenlijk bestaan ze niet: genres. Op basis van formele uitgangspunten is binnen de  literatuur een onderscheid te maken tussen epiek (verhalende teksten), lyriek (poëtische teksten) en dramatiek (dialogische teksten). Maar als je vanuit een historisch perspectief naar genres kijkt, dan doet deze driedeling de werkelijkheid geweld aan. In de realiteit is er sprake van een grote warboel van literaire verschijningsvormen die voortdurend op elkaar reageren, van vorm veranderen en waarvan er een aantal een poosje dominant is.

Chicklit is zo’n genre. Het is de doorgaans welvarende en hoogopgeleide, in existentieel limbo levende, aanvankelijk ongelukkige dochter van de roman; het nichtje van de streek- en ridderromans; de grote zus van vamp-lit à la Stephany Meyer (de roomverse puberale goth-variant van de Cissy-lectuur). Chicklit is doorgaans geschreven door vrouwen en is bedoeld voor vrouwen. De personages zijn gemiddeld genomen vrouwen rond de dertig – en hebben daar problemen mee. De hoofdpersonages zijn niet perfect, wat hen overigens onderscheidt van het bovengenoemde nichtje. Het plot is doorgaans weinig ambitieus, het betreft meestal vrouwen en hun alledaagse beslommeringen. In de kern draaien die beslommeringen rondom twee thema’s: relaties en de identiteit van de hoofdpersoon in verhouding tot haar werk en haar vrije tijd.

Gemakkelijk en vermakelijk
Tot zover is chicklit weinig anders dan andere vrouwenliteratuur. Het verschil zit haar in twee belangrijke elementen. Ten eerste is humor belangrijk: zelfs in ondermaatse chicklit vind je daarvan nog een flauw aftreksel terug. Ten tweede maakt ook de persoonlijke toon van het verhaal de chicklit. De boeken zijn meestal in de eerste persoon geschreven en betrekken op die manier de lezer als een vriendin bij allerhande intimiteiten. Je hoort uit eerste hand de leukste roddels of het getob over juiste keuzes en de hoofdpersoon doorgaat dezelfde twijfels die jijzelf ook wel eens hebt doorgemaakt over ‘of die leukerd nou wel de ware is’. Het chicklitverhaal is uiteindelijk jouw verhaal.

~

Rest nog de haast overbodige aanvulling dat de boeken over het algemeen niet bedoeld zijn (lees: ‘gemarket worden’) als hoogstaande literatuur. Nee, denk aan de frivole omslagjes van de vrijwel direct in ‘mid price’ of pocket uitgebrachte wegwerpertjes. Vermaak en afleiding, daar draait het om; er is weinig tijd in de jachtige wereld van de moeder, de yup, de werkeloze, de ploeterende studente of de naar volwassenheid smachtende puber. Het genre is heerlijk voor op het strand, in de trein of voor op dat loze bijbaantje als je weer eens niets te doen hebt. Het is ultiem voor herfstige, van contact verstoken middagen op de bank onder een plaid naast de verwarming, waar je lekker kunt chillen of cocoonen met een kopje warme chocolademelk of kruidenthee en een leuk schaaltje chocolate chip cookies binnen handbereik. Het is gewoon gemakkelijk en vermakelijk.

Mama Jane?
Als moeder van de chicklit wijst men nog wel eens Jane Austen (1775 – 1817) aan, wier uit zes meesterwerken bestaande oeuvre nog veelvuldig gelezen wordt. Hoewel er gelijkenissen zijn tussen Austens literatuur en chicklit, zijn ze niet over een kam te scheren. Zo’n overeenkomst vind je bijvoorbeeld in Pride and Prejudice. Daarin voert Austen Elizabeth Bennet op die haar hoofd breekt over haar liefde voor Darcy. Dit zien we in de chicklit ook vaak terug. Een andere overeenkomst is dat de schrijfster een ironische toon hanteert die het chicklitgenre niet vreemd is. Bovendien kun je beargumenteren dat hoewel de boeken van Austen niet in de eerste, maar in de derde persoon geschreven zijn, haar verteltrant over het algemeen weinig verschilt van haar vermeende kroost. Zowel Austen als veel chicklitschrijvers passen namelijk de vrije indirecte rede toe: uitingen van personages worden daarbij opgeschreven zonder dat ze naar hun personages wijzen (in die gevallen lees je geen aanduidingen als: ‘Elizabeth said:’). Bij Austen zijn dit gedachten en uitspraken, bij chicklit kunnen dat ook e-mailtjes zijn die in de lopende tekst worden geschoven.

Het werk van Austen heeft een grote literaire voorsprong op de chicklit. Zij wist met haar boeken een satire te geven op haar tijd, waarin het gangbaar was de waarde van mensen te beoordelen op hun bezit. Noch mag je veronachtzamen dat in haar romans heel consistente, ronde personages voorkomen, waarvan ze respectvol maar genadeloos de ‘menselijke ‘natuur’ blootlegde. Jane Austen gebruikt gepolijste ironie, en haar dialogen tekenen bovendien de karakters van haar personages en hun onderliggende verhoudingen. Tot slot is ze een meester in het beschrijven van complexe scènes, waarin ze veelal terloops de dingen kenbaar maakt die zich op allerlei momenten en plekken afspelen. De kans is klein dat je deze kwaliteiten tezamen in een chicklit vertegenwoordigd ziet. Austen prikkelt niet alleen de lachspieren, noch biedt ze enkel soepel lezende liefdesgeschiedenissen. In tegenstelling tot chicklit-boeken, dringt ze op zeer nauwkeurige manier tot het echte leven door en weet een driedimensionale, invoelbare en waarachtige wereld op te roepen. Chicklit heeft daarbij het nakijken.

Vriendinnen onder elkaar
Hoewel het binnen het chicklitgenre, in tegenstelling tot Austens werk, vooral lijkt te gaan om de gemakkelijk te verteren kost die of ‘leuk’ (Lisa Jewell, die de eerste prijs won van de ‘Melissa Nathan Award for comedy romance’) of ‘niet leuk’ is (Kristin Gore, wier teksten wat onsamenhangend zijn), is binnen het genre natuurlijk sprake van differentiatie. Mansell en Weisberger zijn bijvoorbeeld erg ‘abc’, voorspelbaar en luchtig, maar een boek als Fantastica (2006) van de Amsterdamse Merel Roze laat je wat ontredderd achter – iets wat je bij literaire werken ook wel eens overkomt. Andere chicklit kan soms op intelligente wijze kritiek leveren op maatschappelijke thema’s, zoals de feministische Fay Weldon laat zien. Het genre van de chicklit overstijgt zelfs in enkele gevallen haar prozahorizon: aan het chicklitzenith praalt de chickpoe: poëzie van vrouwen voor vrouwen, met als recent Nederlandstalig voorbeeld: Wietske Loebis, de light verse-dichteres van Cavia’s begin september (2008).

Zodra je onderscheid kunt maken tussen de verschillende teksten, rijst de vraag hoe je dat onderscheid in de kritiek moet beoordelen. Vergelijk je de verschillen binnen het genre of vergelijk je een chicklit-boek met het algemene literaire corpus? Ik ben geneigd te kiezen voor het eerste: het moet een beetje als vriendinnen onder elkaar. Dit kan dédain en antifeministisch overkomen, omdat je het boek op deze wijze al op voorhand wegzet als ‘zo’n chicklit-boek’. Door het ontbreken van een (Nederlandstalige) mannelijke medestander, wordt bovendien het beeld opgeroepen dat hier ‘vrouwenboeken’ worden afgezet tegen échte literatuur (een mannenbolwerk). Maar het gaat hier niet om feminiene versus de masculiene letteren. Beter is het de vraag te stellen waar haar mannelijke pendant zich ophoudt. Waar is de blokelit die drukke mannen kan vermaken?

Gezien het enthousiasme waarmee uitgeverijen het (commerciële) genre van de chicklit aan haar doelgroep koppelt, is het verspilde moeite – en tegelijkertijd onterecht – om het aan hoge literaire standaarden te meten: daar kan het immers nooit aan voldoen. De vergelijking valt toch negatief uit. De missie van de recensent is drieledig: lezers informeren, het zo objectief mogelijk bekritiseren van de tekst en indien de tekst het waard is het lezen ervan te stimuleren. Wie chicklit met andere genres wenst te vergelijken, zal aan dat laatste waarschijnlijk niet toekomen: daarmee doe je de liefhebbers van chicklit tekort.

Zie ook in deze reeks: 1. Goede fantasy is per definitie niet literair