De vreemde ongelijkheid bij Michaïl Sjisjkin
Niet zo heel lang geleden zijn van Sjisjkin de romans Onvoltooide liefdesbrieven en Venushaar in het Nederlands verschenen. Nu ligt voor ons De kalligrafieles met acht zeer goed vertaalde verhalen die enigszins wisselend van kwaliteit en aanpak zijn.
Het titelverhaal is een dialoog waarvan geen echte kern te pakken is. Mogelijk speelt mee dat Sjisjkin met dit verhaal in 1993 debuteerde. In ‘De blinde muzikant’ wordt nauwelijks duidelijk waar het over gaat en wie de deelnemende personages zijn. Maar de andere verhalen blinken uit door een heldere samenspanning van autobiografie, reflectie daarop en een dwingende stijl.
Als emigrant in het Zwitserland van zijn vrouw blijft het Rusland hem bezighouden dat onder het communisme voor ontelbaren een hel was. Na de dood van zijn moeder geconfronteerd met haar dagboeken, vraagt Sjisjkin zich af waaraan zij toch nog enig geluk beleefd kan hebben. Uit zijn bitterheid ontsnapt tussen de regels door een humor die allicht aan het cynisme grenst. Wanhopige slotzin: ‘De enige manier om te sterven, is te stikken van geluk.’
Kleinood
Het verhalende essay wordt beoefend alsof Sjisjkin zijn hand er niet voor omdraait. Overpeinzingen voeren gecombineerd met personages, gebeurtenissen, perioden en plekken niet de boventoon: het verhalende wint. Uit het kleinood ‘Nabokovs inktpot’ het citaat:
Geld stinkt overal, maar het ruikt niet in alle landen hetzelfde. In Zwitserland smeert het zijn oksels met deodorant, maar in Rusland stinkt het een uur in de wind. Klein geld ruikt naar zweet en armoe, maar groot geld…
In ‘Een pan en vallende sterren’ krijgt de verteller bezoek van zijn zoon en herinnert zich een familiegeschiedenis. Onvoorstelbaar is het trieste ‘De Campanile van Venetië’, gebaseerd op geschreven bronnen waarvan je je afvraagt of alleen Sjisjkin daar ooit op gestuit is in een Amsterdams archief. Het is een verhaal van levens verspild aan de hersenschim van de Russische revolutie. Sjisjkin weet dat alleen geluk met je meest nabijen geen hersenschim hoeft te zijn.
Strapatsen
De bundel besluit met een lyrisch essay over de strapatsen van de taal. De ene na de andere beeldspraak beneemt enigszins het zicht op wat de schrijver duidelijk wil maken – bijvoorbeeld: ‘Alles wat belangrijk is, vindt buiten de woorden plaats. En dit belangrijke, buitentalige, moet vertaald worden in de taal van de muziek, de kleuren of de taal.’ Hopelijk kan Sjisjkin inmiddels toch het dialect van zijn Zwitserse woonomgeving vertalen in iets waar hij wijs uit wordt.