Vluchtelingen toen in bijzondere roman
Ook al klinkt En de akker is de wereld als titel niet echt wervend en stamt deze roman van Dola de Jong uit 1945, toch is de heruitgave in zekere zin een unicum.
Om te beginnen is het voor die tijd al aardig gedurfd dat duidelijkheid over personages en situatie pas naderhand wordt gegeven. De handeling begint pardoes op een nog vage plek in een nader te bepalen tijd. De voorgeschiedenis blijkt te zijn dat net voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog Aart en Lies in een opgekrikte woonwagen de wijk naar het zuiden nemen. Her en der pikken ze wat kinderen op die overal vandaan op de vlucht zijn geslagen. Terwijl in Europa de oorlog in volle gang is, raken ze verzeild in Tanger. De Spanjaarden spelen in afwachting van de Duitsers de baas in de melting pot van Arabieren, vluchtelingen, avonturiers en spionnen. De refugiés stellen alle hoop op een dure plek op een overvolle boot naar Lissabon. De link met de actualiteit is snel gelegd.
Voorlopig probeert Aart op een gehuurd akkertje te verbouwen wat Lies op de markt te gelde kan maken, maar ‘de grond nam en gaf niets’. Hoe de kinderen ook de godganse dag emmers water uit een verderop gelegen put aanslepen, wat de Arabieren lukt, mislukt Aart, die nu eenmaal ‘het blijmoedige geduld miste, de fatalistische levenshouding’. Hans, de oudste van de kinderen, neemt het gezag over als Aart, onnodig en niet voor het eerst, in de gevangenis is beland.
Prettige vaart
Opmerkelijk is dat de roman nergens gedateerd aandoet, vooral door De Jongs stijl van schrijven. Heel af en toe passeert een woord of zinsnede die anno nu niet meer zo in zwang is. Ouderwets lange zinnen schrijft ze niet, wat aansluit bij het perspectief van de kinderen die de ziel van het verhaal vormen. Zij zijn op hun manier kort en kernachtig van stof, wat door De Jong sterk wordt getroffen. Bovendien laat ze zinsdelen weg die uit de hoofdzinnen al blijken, wat een prettige vaart oplevert. Vaart is ook te danken aan het perspectief dat dan weer bij de een, dan weer bij de ander ligt. Daardoor is er niet echt een hoofdpersoon aan te wijzen, hoewel Hans er gaandeweg het meest voor in aanmerking komt.
Met betrekking tot Hans tekent zich door het verhaal heen een dunne plot af, die zich op het eind ontknoopt. Het merendeel van de roman is in zekere zin een coming of age van de kinderen. Deze bestrijkt weliswaar een paar jaar, maar die tijd wordt dan ook wel doorgebracht in uitzonderlijke omstandigheden: een vreemde stad in chaos, een wereldoorlog die aan de horizon te horen is en jonge lotgenoten die door louter toeval een min of meer samenhangende groep vormen.
Van nabij meegemaakt
Deze complexe situatie wordt door de schrijfster dicht op de huid geobserveerd en beschreven. Zo draagt haar verhaal in zijn couleur locale van onversneden werkelijkheid een subtiel documentair karakter. De Jong heeft er dan ook duidelijk deel van uitgemaakt. Bovendien leeft zij zich zo sterk en soepel in de kinderen in, dat zij die stuk voor stuk van nabij meegemaakt lijkt te hebben. Het nawoord van uitgever Eva Cossée vertelt dat De Jong, Joodse van origine, in 1940 net voor de inval van de Duitsers ijlings het land verliet en via Frankrijk in Tanger verzeild raakte. Daar leerde ze een kreupel kind weer goed lopen, wat herinnert aan Pierre, een van de romankinderen. We nemen van haar aan dat de ellende voor de vluchtelingen heel wat erger was dan de roman beschrijft. ‘De armen stierven als ratten in de straten.’
Naar maatstaven van vandaag zou de roman iets bondiger uitgepakt mogen hebben, hoewel het weldadig is hoe de schrijfster tijd en ruimte neemt voor het neerzetten van de veelal levendige scènes en de verbanden daartussen. De roman boekte veel succes in Amerika, haar land van aankomst, en gaat daar nog steeds over de toonbank. Bij ons verscheen En de akker is de wereld in 1947, won een literaire prijs en werd zo goed als vergeten. Het is niet meer dan een daad van rechtvaardigheid de roman een herkansing te geven.