Rand als romantica
Het gedachtegoed van Ayn Rand komt het best tot zijn recht als het ongenuanceerd de wereld onderverdeelt in helden en slappelingen, wanneer haar denken te zwart-wit wordt om echt serieus te nemen, maar toch lonkt in al zijn heroiek. Ivo van Hove trekt maar liefst vier uur uit om deze discrepantie tussen ratio en emotie te bewerkstelligen, maar het einde schuurt met verve.
Als ideologisch moeder van het hyperkapitalisme en de verwerping van alle collectivisme is Ayn Rand (1905-1982) misschien wel de belangrijkste Amerikaanse schrijfster van de twintigste eeuw. Hoewel zij grote invloed uitoefende op de machtigste mannen van de Verenigde Staten, waaronder FED-topman Alan Greenspan, was haar filosofie in Europa decennialang slechts bekend bij een select gezelschap. De afgelopen presidentsverkiezing bracht hier verandering in, met veel bombarie stelde de Tea Party zich op als erfgenaam van Rand en Joe Bidens toenmalige running mate Paul Ryan is een overtuigd randiaan. Het leidde in Nederland tot een hernieuwde belangstelling voor haar werk, met nieuwe vertalingen van haar twee grote romans The Fountainhead en Atlas Shrugged en nu zelfs met een toneelbewerking van eerstgenoemde door Toneelgroep Amsterdam.
Moraliteit of melodrama?
Waar Rand vaak wordt neergezet als nurkse misantrope, was ze in eerste plaats een verstokte romantica, die het negentiende-eeuwse ideaal van het scheppend genie radicaliseerde tot een ideaalbeeld van de compromisloze creatieveling. In The Fountainhead is deze mythische persoon Howard Roark (Ramsey Nasr), een modernistisch architect die niets moet hebben van het heersende neoclassicisme. Hij is zeer getalenteerd, maar zijn weigering een strobreed van zijn idealen af te wijken en zich te conformeren naar de esthetiek van het volk staat zijn succes in de weg.
Rands idioom is soms te Amerikaans om zich prettig in het Nederlands te laten vertalen: de dialogen doen sterk denken aan film noir, met veel gebruik van oneliners en paradoxen. Ook besteed Van Hove veel (soms overbodige) aandacht aan Rands 50 shades-achtige fantasieën van mannelijke overweldiging: de orgasmes van Dominique worden uitgebreid gedubbeld op het scherm. Alle liefdesfantasieën, banenwisselingen en verschillende bouwprojecten volgen elkaar in hoog tempo op, maar zijn niet allemaal even interessant en halen de eenheid uit de eerste helft. Een soundscape van marimba, vibrafoon, radio-opnames en elektronica kan dit niet verbloemen, al ziet het instrumentarium er prachtig uit als oud radiostation.
De ideologie van de scheppende eenling
In de tweede helft doet Hans Kesting zijn intrede als mediamagnaat Gail Wynand, door zijn enorme macht ongevoelig en suïcidaal geworden. Zijn krant heeft Roark de grond in geschreven, maar via Dominique, zijn nieuwe echtgenote, leert hij de architect kennen en valt voor zijn oorspronkelijkheid. Dit tweede deel is veel consistenter dan het scènegehup voor de pauze. Het laatste uur, The War of Ideas, is veruit het interessantste omdat de filosofie van Ayn Rand op de voorgrond staat in plaats van het melodramatische plot. Ellsworth Toohey (Bart Slegers), Rands personificatie van het socialistische Kwaad, ontmantelt zichzelf als een machtswellusteling die het volk dom houdt door ze schijnwaarden als zelfopoffering voor te schotelen, Roark houdt bevlogen monologen voor zelfrespect en tegen het pamperen van de incapabele ondermoot. Een middenweg is er niet.
Ten tijde van The Fountainhead was Rand nog niet zozeer bezig met economie, maar met haar radicale wereldbeschouwing waarin de creatieve en compromisloze schepper wordt neergezet als het grote ideaalbeeld binnen een wereld van parasieten, “tweedehandsmensen” die leven op andermans ideeën. Juist in het gebrek van nuance is Rand interessant: de mythe van de Grootse Mens is net zo utopisch als een socialistische heilstaat en heerlijk om in mee te gaan, hoe krankzinnig ook. De hele voorstelling werkt, misschien met soms wat overbodig vet, toe naar de eindtoespraak van Roark: een machtig staaltje cognitieve dissonantie.