Solovoorstelling met vragenhalfuurtje
Plotseling, terwijl het zaallicht nog aan is, staat hij op het toneel: een kale man in een net, maar ouderwets pak, met glimmende schoenen aan zijn voeten. Langzaam dooft het licht en begint Peter Faber aan zijn solovoorstelling Dagboek van een gek.
Brieven van het hondje
Hij vertelt over de dochter van de directeur, Sophie, waar hij heimelijk verliefd op is. Sophie heeft een hondje dat kan praten en dat brieven schrijft aan andere hondjes. Brieven, zo ontdekt hij als hij er eentje weet te onderschepen, waarin Sophie Axel een gedrocht noemt (“Het is net een schildpad in een juten zak”) – waarmee hij dus weer een illusie armer is. Maar hij laat zich niet uit het veld slaan, want hij leest in de krant dat Spanje een nieuwe koning zoekt. Nou, ze hoeven niet verder te zoeken; die koning, dat is hij. En dat zal hij blijven geloven. Ook als hij in het gesticht belandt, want die kaalgeschoren medepatiënten zijn uiteraard niets minder dan zijn hovelingen. En dat ze hem met een stok slaan is niet erg, “want dat is natuurlijk een ridderlijk gebruik.”
Medelijden
Dat is overigens het moment waarop de humor van het stuk zich langzaam vermengt met treurnis, want alras begin je medelijden met Axel te krijgen. Zijn krankzinnige verhalen – over de aarde die om zeven uur precies op de maan gaat zitten – zijn nog steeds prachtig, maar als hij uiteindelijk om zijn moeder huilt (“moeder, omarm je kleine, zieke kind”), kun je een lichte huivering niet onderdrukken.
Als het licht uiteindelijk weer aangaat, heeft Faber een indrukwekkende voorstelling afgeleverd. Alleen acteurs van zijn kaliber kunnen het publiek – zonder pauze – meer dan een uur geboeid houden met alleen hun gezicht, hun handen en hun stem. Henk van Ulsen, die in de jaren zeventig met Dagboek van een gek grote triomfen vierde, kon het. Maar Faber bewijst dat Van Ulsen niet de enige is.Achteraf
Overigens krijgt het publiek niet alleen een voorstelling voorgeschoteld, Faber besluit de avond met een blokje waarin het publiek hem alles mag vragen. Zo wilde tijdens de première iemand weten hoe hij dat toch deed, zo’n lange tekst uit zijn hoofd leren. Nou daar was dus niks aan. “Jij kunt het ook. Hoe oud ben je? 75? Nou, hoe ouder je bent, hoe makkelijker het gaat. Tijdens het repeteren maak je steeds nieuwe hersencellen aan.” En waarom had hij voor dit stuk van de Russische schrijver Nikolaj Gogol gekozen? “Omdat gekken mij fascineren. Ik hou van mensen die een idee krijgen en dat niet meer los laten. Bush houdt zich ook aan een waanzinnig idee vast; dat is ook een soort gek.”
Aan het slot van de avond haalde een theaterbezoeker herinneringen op aan de tijd dat Faber bij het Amsterdamse AFC een voetbalelftal begeleidde. Faber glunderde; hij wist het nog precies. “Dat elftal speelde zo slecht dat als we, als we met minder dan 5-0 verloren, toch het gevoel hadden dat we hadden gewonnen. Niemand van die jongens wilde trouwens reserve staan, dus heb ik ze een keer alle veertien maar opgesteld. De scheidsrechter had niks in de gaten, maar de tegenpartij had het al snel door. ‘Hé scheids!’ ” Waarop een andere theaterbezoeker de laatste vraag mag stellen: “Zeg, mogen we nu gaan?”
8WEEKLY hield eerder een interview met Peter Faber over deze voorstelling. De speellijst van Dagboek van een gek, dat nog tot en met 28 april 2006 in de theaters te zien is, vind je hier.