Parels voor de zwijnen
leugens.” Hier spreekt een theatermaker. Hij is samen met zijn familie aangeland in het gehucht Otzbach, waar hij voor het laatst zijn meesterstuk ‘Rad der geschiedenis’ op zal voeren. Terwijl hij de voorstelling voorbereidt, vecht hij verbeten tegen alle aardse beslommeringen die een perfecte opvoering in de weg staan. Het lijkt het gevecht van zijn leven: de strijd tussen zijn grootse idealen en een smakeloze middelmatigheid.
Zijn vrouw is ziekelijk en kucht door haar tekst heen, zijn weerspannige kinderen zijn niet geworden wat ze moesten zijn, de stank van varkensmest hangt op het toneel, de soep is te vet en de noodverlichting mag op last van de brandweer niet uit. Daarbij is het ook nog eens bloedworstendag. Hij gaat verbitterd en voluit te keer tegen alles, maar tegelijkertijd heeft hij iedereen ook lief, of gewoon nodig om de avond tot een goed einde te brengen. Hij voelt zich onbegrepen en onderschat in zijn strijd voor het goede en het schone. Zijn geliefde toneelstuk behandelt de hele wereldgeschiedenis en achtereenvolgens zullen maar liefst Napoleon, Caesar, Churchill, de Tsaar, Hitler en Madame Curie er hun opwachting in maken.
Verbittering
De Theatermaker zou haast een zelfportret kunnen zijn van de schrijver van het stuk: Thomas Bernhard, taalvirtuoos en eenzelvig enfant terrible. Zelfmoord achtte hij de enige juiste uitweg uit dit troosteloze bestaan vol provinciale bekrompenheid, en het venijn van deze tekst slaat je dan ook meedogenloos tegemoet. Kun je hier tegen, dan ontdek je ook zelfspot en ironie (“Vrouwen zijn de remblokken van het theater”), maar de humor blijft wrang.Monoloog
Thomas de Bres moet deze ruim twee uur durende voorstelling haast in zijn eentje overeind houden als de gal spuwende theatermaker Bruscon. Geen eenvoudige opgave, alleen al door de verschrikkelijke hoeveelheid tekst vol lange virtuoze zinnen en de galm die op zijn stem is gezet. Het decor is een rotzooitje, het gebruikte TL-licht ongenadig, er is amper muziek en pijnlijk weinig interactie met zijn medespelers die als een soort veredelde figuranten in het rond waden. Er is dus geen ontkomen aan de schijnbaar eindeloze monoloog vol grootheidswaan en zelfbeklag. De Bres doet wat hij kan, maar het blijft heel stevig doorbijten want de voorstelling krijgt pas in het laatste deel een onverwachte dimensie.
Theater
Dan rijst opeens schijnbaar uit het niets een prachtig, overweldigend decor op. Alles komt uit de kast, oogstrelend licht, meeslepende muziek en bizarre kostuums. Daar is het sprookje eindelijk en nu pas merk je hoe je het hebt gemist. Je kijkt je ogen uit terwijl het stuk op een haast surrealistische manier op zijn plaats lijkt te vallen en zijn einde krijgt. Opgelucht haal je adem en nu pas denk je ook ineens weer aan de man die al die tijd voor je aan de touwtjes trok: regisseur Dirk Tanghe. Eigenzinnig, poëtisch, onnavolgbaar en uitbundig. En altijd – en ondanks alles – een gepassioneerd theatermaker.
De Theatermaker is nog te zien tot 27 mei 2005.