Cultuur biedt hoop als de wereld vergaat
Nu we noodgedwongen thuiszitten vanwege corona hebben we alle tijd om te lezen. Onder de hashtag #ikleesthuis wordt dit dan ook flink aangemoedigd door het CPNB. Doordat schrijvers inkomsten mislopen vanwege afgelaste lezingen is de boekverkoop momenteel ook hun voornaamste bron van inkomen. Maar wat is nu interessant om te lezen? Velen pakken De Pest (1947) van Albert Camus erbij, of de Decamerone (1349-1360) van Boccaccio, maar een boek dat ook zeker de moeite waard is, is Station elf (2014) van Emily St. John Mandel.
In Station elf wordt de wereld getroffen door de Georgische griep, een virus dat niet alleen besmettelijk maar vooral ontzettend dodelijk is. Iedereen die erdoor besmet raakt, sterft binnen achtenveertig uur. Na een maand is de moderne beschaving ten einde. Er is geen elektriciteit meer, geen stromend water en op de snelwegen vormen verlaten, stilstaande auto’s een permanente file.
We volgen een aantal personages die zich allemaal op een ander moment in de tijdlijn bevinden. Ze zijn met elkaar verbonden doordat ze de beroemde Hollywoodacteur Arthur Leander kennen. Arthur sterft op het podium tijdens een opvoering van Shakespeares King Lear. Het is de vooravond van de pandemie en Arthur is een van de eersten die aan het virus bezwijkt.
De wereld vergaat
Bij Arthurs dood zijn twee karakters aanwezig die een belangrijke rol vervullen in het verhaal. De ene is Kirsten, een kindacteur uit het toneelstuk. Twintig jaar na de pandemie is ze onderdeel van het Reizend Symfonieorkest. In de kleine nederzettingen ten noorden van Lake Michigan voeren ze toneelstukken van Shakespeare op. De ander is Jeevan, een ambulanceverpleegkundige in opleiding. Hij probeert Arthur tevergeefs te reanimeren. Wanneer hij even later onderweg is naar huis, wordt hij gebeld door een bevriende arts. Die waarschuwt hem voor het opkomende virus. Jeevan besluit een enorme voorraad levensmiddelen te hamsteren en verschuilt zich met zijn broer in diens appartement. Eerst volgen ze het nieuws op tv en kunnen ze leven van de voorraden, maar als de ene na de andere zender ermee ophoudt, hij buiten niemand meer ziet, de geur van ontbindende lichamen zich vanuit de gang hun appartement intrekt en ook nog de stroom uitvalt, besluit Jeevan ervandoor te gaan.
Een paar dagen na Arthurs dood belandt Clark, een jeugdvriend van Arthur, samen met Arthurs tweede vrouw Elizabeth en haar zoon Tyler op een vliegveld in Severn City. Het vliegtuig was op weg naar Toronto maar maakte een noodstop. Eenmaal daar zien ze op de schermen journaalbeelden waarin duidelijk wordt dat de wereld aan het vergaan is. Het verhaal op het vliegveld is het meest hoopgevend. De mensen die er gestrand zijn, weten er het beste van te maken. Ze leren elkaars taal, een van hen blijkt te kunnen jagen en zorgt voor eten. In Jaar Vijftien – de jaartelling begint bij nul op het moment van de pandemie – stelt Clark een aantal voorwerpen tentoon in een oude vitrine van een kiosk, en zo ontstaat het Museum van de Beschaving.
Verlangen naar een oude wereld
Het museum typeert hoe de mensen die de oude wereld nog kennen, ernaar terugverlangen. Een van de orkestleden vertelt aan Kirsten dat hij de eerste tien jaar de hemel afspeurde op zoek naar een vliegtuig. Dat zou immers een teken zijn dat er ergens op aarde een functionerende samenleving bestaat. Ze dwalen rond in verlaten huizen, stellen zich voor dat er een licht aangaat als ze een schakelaar indrukken. Tegelijk groeit er nu ook een generatie op die de oude wereld alleen kent van de verhalen. De autowrakken zijn voor hen slechts een decor, geen herinnering aan een eerder leven. Deze kinderen worden onderwezen in de kennis over de oude wereld, maar de volwassenen vragen zich tegelijk ook af: hoe lang blijft die kennis relevant? Moeten de kinderen leren hoe een iPhone werkt als er geen elektriciteit en internet meer bestaat?
Overleven is niet genoeg
In Station elf onderzoekt St. John Mandel hoe mensen reageren op een apocalyps. Er is aan de ene kant sprake van veel geweld. Mensen wantrouwen elkaar, velen worden vermoord voor voedsel of wapens. Na verloop van tijd keert de rust terug en ontstaat er een nieuwe balans, maar er vormen zich ook gevaarlijke sektes rondom leiders met waanideeën.
Het vliegveld waar Clark zich bevindt lijkt een uitzondering. Daar ontstaat een gemeenschap die geweld niet tolereert. Wanneer een aantal weken na de pandemie een vrouw wordt verkracht op het vliegveld, wordt haar belager door de groep het bos in gestuurd, ook al betekent dat zijn doodvonnis.
Ook het Reizende Symfonieorkest is een baken van hoop. Op een van hun caravans prijkt de leus ‘overleven is niet genoeg’, een quote uit de sciencefictionserie Star Trek. Onderweg pikken ze mensen op die zich als acteur of muzikant bij hen aansluiten. Ze voeren Shakespeare op omdat hij leefde in de tijd van de pestepidemie.
Droom of werkelijkheid
Het boek heeft een mooie opbouw, de hoofdstukken wisselen elkaar in een prettig tempo af. In de eerste helft lees je veel over Arthurs verleden en over de wereld waarin Kirsten leeft, twintig jaar na de pandemie. Pas in de tweede helft lees je hoe de ondergang precies is verlopen, hoe mensen dat hebben beleefd. Deze hoofdstukken zijn het indrukwekkendst in het perspectief van de actualiteit Er zitten namelijk een aantal parallellen in met de huidige ontwikkelingen, zoals de hamsterende Jeevan en reizigers die vast komen te zitten op een vreemd vliegveld. Ook ga je je als lezer afvragen: hoe zou ik reageren wanneer de hele infrastructuur instort en ik ineens moet overleven zonder een goedgevulde supermarkt.
Verder heeft het boek een dromerige sfeer. Wanneer Kirsten bijvoorbeeld een huis ontdekt dat nog niet is geplunderd, een unicum twintig jaar na de ondergang, ziet ze in de kinderkamer een stuk speelgoed zonder stof. Schuilt er een kind in het huis, of is het wellicht de geest van de overleden bewoner? Kirsten en August, een vriend uit het orkest, discussiëren even later over het bestaan van parallelle werelden. Zou er een wereld bestaan waarin de griep niet zo dodelijk was, waarin de beschaving nog bestaat?
Station Elf is meer dan een postapocalyptisch verhaal. Het boek ontstijgt het genre door niet alleen te laten zien hoe sommigen de ondergang overleven, maar ook waarom. De reden zit verpakt in de leus ‘overleven is niet genoeg’. Het Reizende Symfonieorkest staat elke dag op om de toneelstukken van Shakespeare op te voeren. Anderen leven om een Museum van de Beschaving in stand te houden of om kinderen te onderwijzen in de verhalen van de oude wereld. We vertellen elkaar verhalen, dat maakt ons menselijk.
Dus blijf lezen in deze tijden. Niet alleen omdat het ‘moet’ van het CPNB, maar om te blijven wegdromen bij mooie verhalen. Zo komen we deze crisis wel door.