Boeken / Fictie

Script voor een horrorfilm

recensie: Orakel - Thomas Olde Heuvelt

“De nieuwe Stephen King komt gewoon uit Nijmegen”, kopte de krant De Telegraaf op 3 mei 2019. Een groter compliment bestaat er niet voor een thrillerschrijver als Thomas Olde Heuvelt, die wereldwijd doorbrak met zijn boek HEX (2016). In mei 2019 volgde het boek Echo, dat voor menige fan een ongelofelijke deceptie was, vanwege de langdradigheid. Nu bewijst Olde Heuvelt met zijn nieuwe thriller Orakel dat HEX geen eendagsvlieg was, geen ‘eenmalig kunstje’, maar dat hij toch écht de Nederlandse King in wording is.

Spookschip

Op een gure winterochtend staat het er opeens: het eeuwenoude schip Orakel. Zomaar tussen de weilanden bij Allemansend. Het zijn de schoolgaande tieners Luca Wolf en Emma Reich die op dit achttiende-eeuwse zeilschip stuiten. Vol grappen en grollen klimmen ze op de krakende vloerplanken van het dek. Emma bewijst tegenover Luca dat haar stoerdoenerij niet geveinsd is en ze springt door het luik om de binnenkant van het schip te bekijken. Eenmaal binnen hoort Luca haar angstig roepen: ‘Wacht, is hier nog iemand? […] Luca, ben jij dat?’. Als hij haar hartverscheurend hoort gillen, wil hij niets liever dan haar achterna duiken naar het binnenste van het schip, maar iets houdt hem tegen… Het duurt niet lang voordat de hulptroepen ook een kijkje komen nemen: twee jongens van school, Emma’s en Luca’s vader, een hele rits aan politieagenten en andere voorbijgangers.

Uiteindelijk verdwijnen er, tezamen met Emma, elf mensen in wat Luca in zijn hoofd het ‘spookschip’ is gaan noemen. Iedere keer als een persoon het schip verdwijnt in de ‘kabeljauwkelder’, klinkt er een ijzingwekkende bel. Een oude scheepsbel, zoals die vroeger in het huishouden van kwekerij-eigenaar Wim Hopman luidde. Een bel waarmee hij vroeger naar binnen werd gelokt om te komen eten. Een geluid dat hard door je binnenste dringt en symbool staat voor het onheil dat op de loer ligt.

Al snel wordt Hopman ondervraagd door een bende eigenaardige en ook nogal angstaanjagende lui van algemene inlichtingen (‘pakket NOVEMBER-6’), die werken voor de ijzige lady in charge Eleanor Delveaux. Aangezien het al snel duidelijk moge zijn dat er bovennatuurlijke krachten werkzaam zijn, roept Delveaux de hulp in van een oude bekende (van zowel haarzelf als de trouwe lezers van Olde Heuvelt): Robert Grim, de chef veiligheid van HEX. Hij is van het type ‘gestoorde professor’, de persoon die meegetrokken wordt in een avontuur, terwijl hij het liefst de hele dag aan de whisky Glenfiddich zou zitten. Een noodzaak voor hem, om de gedachten aan al die doden in Beek-Ubbergen te vergeten, alwaar een andere, bovennatuurlijk wezen huishield. Robert Grim is het personage dat het verhaal voorziet van een humoristische ondertoon, die luchtigheid creëert in een boek dat voor de rest behoorlijk grimmig van aard is. En met name iets veel belangrijkers: hoop.

“Geef en geef in overvloed”

Wie Olde Heuvelts boeken leest, kan zich geen illusies permitteren. Man, vrouw, oud of jong: er is geen genade, voor geen enkel slachtoffer. En slachtoffers, daar zijn er meer dan genoeg van in Orakel. In principe is de protagoniste, de 13-jarige Luca Wolf, impliciet het grootste slachtoffer. In één dag verliest hij zijn beste vriendin Emma en zijn vader Alexander. Het gezin, dat verder bestaat uit moeder Barbara en zusje Jenna, wordt tijdelijk ondergebracht in een safe house. Luca, een opstandige puber, duldt geen enkele vorm van autoriteit en probeert uit volle macht NOVEMBER-6 uit zijn leven te bannen. De agressie die Luca vertoont, is vaak iets té buitensporig. Ook de andere personages in het boek hebben een nadrukkelijk opvliegend karakter en geweld lijkt in dit boek vanzelfsprekends, het doel heiligt vaak de middelen.

Waarschijnlijk wordt het strijdbare karakter van Luca voornamelijk aangetast door de visioenen die hij krijgt van Nunyunnini, de mammoetgod van de eerste mensen die 16.000 jaar geleden voet aan wal zetten in Amerika. Daarnaast vindt hij op het strand, waar het schip staat, een kijkertje, waarmee hij letterlijk kan terugblikken in de tijd. Alsof dat niet verwarrend genoeg is, staat Emma twee maanden na haar verdwijning ’s nachts aan zijn bed. Ze ziet er ziek en gelig uit, ze stinkt ontzettend naar vis, ze glimlacht op een angstaanjagende manier en ze heeft één dringende boodschap: “Geef en geef in overvloed.” De volgende dag schrikt hij wakker: was dit een droom, nachtmerrie of een voorbode voor iets heel kwaadaardigs?

Nachtmerries verzekerd

Luca is niet de enige die worstelt met zijn demonen. Olde Heuvelt laat vele personages de revue passeren en geeft hen allemaal een eigen – uitgebreid en complex – verleden. Er worden allemaal zijwegen ingeslagen die in eerste instantie niet heel veel lijken toe te voegen, maar later allemaal samenkomen op het einde van het verhaal. Olde Heuvelt heeft misschien wel een iets té grote wereld geschapen met te veel bijfiguren. Het maakt het verhaal zeker niet onduidelijker – hoogstens ingewikkelder – maar de vraag is wel wat het in wezen nu eigenlijk toevoegt. Zo vermoordt Delveaux een van haar medewerkers, die lijkt te bezwijken onder een soort van PTSS. Dat soort gebeurtenissen maken inzichtelijk hoe verdorven een bepaald karakter nu eigenlijk is. Tot wat voor wrede daden iemand in staat is. Toch hadden heel wat korte lijntjes niet getrokken hoeven worden.

Een personage dat zeker van invloed is op het verhaal, is Safiya, het meisje op wie Luca stilaan hoteldebotel wordt. Wie hun gesprekken volgt – gesprekken die bol staan van de Engelse woorden (wat net iets te vaak wordt gedaan en daarmee ergernis opwekt) – heeft het gevoel een Young Adult te lezen. Een bewuste keuze van de auteur om ook een ietwat jonger leespubliek aan te spreken? Voor de rest lijkt de inhoud van het verhaal echter niet zo geschikt te zijn voor middelbare scholieren. Tenminste, niet voor scholieren die ’s nachts wakker liggen van horrorfilms en bij een spooktocht (georganiseerd door amateurs), smachten naar een hand die ze fijn kunnen knijpen. Daarin ligt de daadwerkelijke kracht van Olde Heuvelt: het vermogen om mensen met woorden zodanig veel angst aan te jagen, dat zelfs de meest stoere bink ’s avonds tweemaal onder zijn of haar bed kijkt om zich ervan te vergewissen dat er geen monster onder ligt. Nachtmerries verzekerd.

Scenario is klaar

Bovendien is er minstens één duidelijk verschil met Echo, namelijk het tempo dat de schrijver in dit boek aanhoudt. Je krijgt zoveel persoonsnamen en plaatsnamen over je heen gestort, dat je soms van voren niet meer weet dat je van achteren leeft en tóch leest het echt als een trein. Het is ook zo onheilspellend en spannend geschreven dat je graag wilt doorlezen. En ergens ook weer niet, als je ziet dat zelfs de meest schattige bijfiguren een lugubere dood vinden. Op het einde van het boek laat de auteur je lang in afwachting zitten, net zolang dat je bijna afhaakt. Het is het enige moment in het boek dat de auteur zijn snelheid verliest en het verhaal ietwat van zijn structuur verliest: het is op dat moment één grote kluwen van namen en begrippen door elkaar heen.

Desalniettemin is het, inclusief het slot, een perfect scenario voor een horrorfilm. Hoe kan het ook anders, met een auteur die zijn woorden zo laat leven. Een auteur die het verhaal zo levensecht maakt door subtiele verwijzingen naar alledaagse zaken te maken, zoals De zeven zussen of bekende Netflix-series als Sex Education en The witcher. Alles wat de personages meemaken, lijkt daardoor haast realistisch. Het betreft doodnormale gezinnen – die overigens een perfecte afspiegeling vormen van de multiculturele samenleving van Nederland – die de gruwelijkheden overkomen. Was het allemaal voorgevallen in een fictieve wereld, dan had menig lezer minder vaak het gordijn opzij hoeven trekken of onder het bed hoeven koekeloeren.

Tot slot moet gezegd worden dat dit soort boeken in de Nederlandse boekenwereld haast geen gelijke kent. Wie anders weet een zo uitvoerig en origineel plot met talloze intertekstuele verwijzingen (Olde Heuvelt heeft goed in vroegere studies zitten neuzen) met zo weinig genade voor zijn eigen gefabriceerde personages op papier te zetten? Het mag een opluchting heten dat dit boek tussen al die boeken van De zeven zussen ligt – naar wie Olde Heuvelt gekscherend verwijst – en dat (wie weet) het lezerspubliek ook eens een boek leest dat ver buiten de gebaande wegen van de literatuur reikt.