Op vakantie met een taaljournalist
Het kan een fikse klus zijn om leesvoer voor op de camping te verzamelen. Dit jaar is het niet zo moeilijk: neem in elk geval Vakantie in eigen taal van Gaston Dorren mee in je koffer.
Als zelfbenoemd taaljournalist publiceerde Dorren reeds meerdere boeken. Taaltoerisme werd al in het Engels vertaald, en andere internationale edities zijn onderweg. Wie Vakantie in eigen taal leest, begrijpt waarom Dorrens werk een groot publiek trekt. Hij schrijft uiterst leesbare, overwegend korte stukjes. Daarbij neemt hij zowel taal als zichzelf niet te serieus, maar tegelijkertijd blijft hij niet aan de oppervlakte steken.
Dat is fout!
Vakantie in eigen taal biedt een gevarieerd geheel aan onderwerpen. Een pleidooi om het gebruik van de trema te beëindigen, een tip om het e-book dat je leest niet te vergeten, een bespreking van de mooiste versus de lelijkste taal, de uitspraak van ‘pass’, misvattingen over gebarentaal en een uitleg over het juiste gebruik van de puntkomma: het is slechts een kleine opsomming van de afwisselende kwesties die de revue passeren.
Een thema dat in een boek over taal niet lijkt te mogen ontbreken, is taalverloedering. ‘Me’ in plaats van ‘mijn’, ‘irriteren aan’, ‘hun hebben’: er zijn genoeg moppermogelijkheden. Daar doet Dorren niet aan mee. In plaats daarvan wil hij liever af van zijn ‘conservatieve taalreflex’, en legt hij uit waarom de gemaakte fouten volgens hem eigenlijk bijzonder logisch of helemaal niet erg zijn. Is het een probleem om ‘irriteren’ als een wederkerend werkwoord te gebruiken, net als bij ‘ergeren’? Nee, vindt de taaljournalist: de Fransen, van wie we het woord geleend hebben, doen het zelf ook.
Is er dan geen enkel taalverschijnsel waar Dorrens nekharen recht van overeind gaan staan? Toch wel. Soms wordt het zelfs hem te veel:
Hoe kranig ik mezelf ook voorhou dat taal nu eenmaal verandert, dat dat niet erg maar juist hartstikke interessant is en dat ik daar al helemaal niets aan kan doen – het helpt niet.
Wat de emmer doet overlopen? De uitspraak van dementie. Waar je op basis van soortgelijke zelfstandige naamwoorden (assistentie, ambivalentie, frequentie) deméntie zou verwachten, ligt de klemtoon tegenwoordig op de laatste lettergreep. Tot ongenoegen van Dorren: ‘Ik hoor: dementíé, en ik denk: stomme sukkel, dat is fout!’
Bijeenzomeren
Dorren is opgegroeid in het zuiden van Nederland en noemt het Limburgs zijn moedertaal. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het Limburgs regelmatig aan de orde komt. Dorren gaat bijvoorbeeld op zoek naar een Nederlands alternatief voor ‘bie-einzeumere’, wat hij als ‘stukje bij beetje verzamelen’ vertaalt. Met name aan het einde van het boek wordt het Limburgs in de spotlights gezet. Voor mensen met een andere moedertaal kan dat wat minder interessant zijn. Maar zeg niet dat Dorren je niet gewaarschuwd heeft: meteen in de inleiding noemt hij diverse redenen om Vakantie in eigen taal vooral links te laten liggen. De hoeveelheid aandacht voor zijn moerstaal wordt aangestipt, net als het feit dat het boek ietsje rommelig en informeel is. Dat is inderdaad het geval. Door dit alles echter zelf al te benoemen, maait de auteur vakkundig het gras voor de voeten van de recensent weg.
Vakantie in eigen taal sluit af met twee toegiften: een puzzel en een overzicht van bezienswaardigheden in de Lage Landen voor de taalliefhebber. Daarmee is Dorrens werk met recht een vakantieboek te noemen. Waarheen de reis deze zomer ook gaat, een vakantie in eigen taal blijkt hoe dan ook een aanrader.