Een ontsnapping naar de toekomst
‘Kom nog een keer terug,’ verzoekt de audiotour de bezoeker van de tentoonstelling Jump into the Future in het Amsterdamse Stedelijk Museum. Dat kan inderdaad makkelijk. Niet alleen vanwege de dertig zalen die de expositie beslaat, maar ook omdat je elke keer een ander spoor zou kunnen volgen.
Dat spoor zou enerzijds dat van de politiek-maatschappelijke impact op de kunst uit die tijd kunnen zijn, en anderzijds het spoor van wat de samensteller van de tentoonstelling, Martijn van Nieuwenhuyzen, ‘de tijd van ontgrenzing’ noemt: het vervagen van het onderscheid tussen verschillende kunstvormen.
Indrukwekkende cijfers
Het gaat hier, op de bovenverdieping van het museum, om een grote tentoonstelling met werken, meestal installaties, uit de collectie van de Duitse verzamelaar Thomas Borgmann (1942). Werken uit schenking, aankoop en bruikleen. De schenking omvat maar liefst 217 werken die bestaat uit 647 objecten en is daarmee de op één na grootste in de geschiedenis van het museum. De aankoop betreft een installatie van Matt Mullican, Subject Driven, en zes werken van Michael Krebber (Aspirin) die (een onaangename verrassing) in de slipstream van de schenking moesten worden betaald. De bruikleen bestaat uit kunst van Isa Genzken en Martin Kippenberger, samen 307 objecten.
Politiek-maatschappelijke impact
In zijn Subject Driven beziet Mullican de wereld als een systeem. De installatie is onderverdeeld in vijf zalen met verschillend gekleurde wanden: groen, blauw, geel, zwart en rood. Mullican ziet ze tezamen als een kosmologie, als een wereld op zich. Misschien wel een schaduwwereld naast die van de huidige westerse samenleving: vertrouwd én vervreemdend. Zijn minitheater lijkt in het groot weer terug te komen in de theaterfiguren in Bulbous Marauder, een installatie van Enrico David uit hetzelfde jaar 2008.
De Poolse kunstenares Paulina Olowska zoekt in haar werk naar verholen verhalen uit de tijd van de val van het IJzeren Gordijn. Voor haar installatie Asymmetric Display heeft zij zich laten inspireren door de toen spaarzaam ingerichte etalages in het Oostblok.
Ook Lucy McKenzie toont eenzelfde soort dubbelslag in haar muurschildering: If it moves kiss it. Ze baseerde zich hierbij op zowel een figuur uit de film A Clockwork Orange van Stanley Kubrick als op de grote muurschilderingen zoals we die kennen in de openbare ruimte van het voormalige Oostblok.
Ontgrenzing
Dan de ‘ontgrenzing’, of het vervagen van het onderscheid tussen verschillende kunstvormen.
Een naam die hier onmiddellijk bovendrijft, is die van Martin Kippenberger. Hij stelde een installatie samen uit restmaterialen, Die Hamburger Hängung, The American Room van Isa Genzken, die staat opgesteld als requisieten in een kantoor.
Van Kippenberger is ook Heavy Burschi te zien, waarin hij speelt met het begrip authenticiteit. Een assistent maakte een reeks schilderijen op basis van afbeeldingen uit een catalogus met werk van de kunstenaar, die deze vervolgens fotografeerde en inlijstte.
Na de neergang van het medium verf vanaf de jaren zeventig, valt in de collectie Borgmann weer genoeg schilderkunst te bewonderen. Jutta Koether toont haar expressieve werk zelfs in de vorm van een 19de eeuwse ‘salon-presentatie’, op één wand. Zij verwijst – over ‘ontgrenzing’ in tijd gesproken – ook naar voorgangers uit de schilderkunst, net als de Deen Henrik Olesen. De Welshman Ceredith Wyn Evans gaat zelfs nog verder terug: hij zette onder de titel Moebius Strip een stel tl-buizen neer in de vorm van Dorische zuilen.
Zo richt deze omvangrijke tentoonstelling niet alleen de blik op de toekomst, maar ook op het verleden. En dan met name op kunstenaars uit de Keulse omgeving van Borgmann. Die beperking is de kracht ervan, maar doet ook het gemis voelen aan andere kunst uit de periode 1990-2000, zoals niet-westerse kunst, en aan Nederlandse kunst. Daar ligt een schone taak voor het Stedelijk Museum.