The Whitest Boy Alive – Dreams
Een sobere drumbeat, een gortdroog basgeluid en een repetitieve gitaarlijn van niet meer dan een paar noten: zo stak de vroege new wave in elkaar. Het valt te horen op Unknown Pleasures, de zwartgehoesde eerste plaat van Joy Division uit 1979. Exact dezelfde opzet nam Erlend Øye als uitgangspunt voor zijn nieuwe band The Whitest Boy Alive. Toch is de muziek op het in witte hoes gestoken debuut Dreams het diapositief van Ian Curtis’ band.
Berlijn
Het inmiddels in Berlijn gevestigde The Whitest Boy Alive is gestart als een hip elektronisch project. Die aanvankelijke bedoeling is terug te horen in de straffe, knallende slag op de snare van drummer Sebastian Maschat. Bij New Order – het Joy Division van na de dood van Ian Curtis – ging precies deze klap na verloop van tijd over in een strakke, knallende elektronische beat, waarmee de band uiteindelijk faam zou verwerven.
The Whitest Boy Alive is nu een uiterst sympathiek buitenbeentje in de huidige new wave-revival geworden. Geen enkele groep uit die lichting heeft eerder het lef gehad productioneel zo ingetogen, zo ruimtelijk en zo gedoseerd te klinken. Waar bij anderen het bandgeluid steevast is dichtgemetseld, hoor je Erlend Øye tussen de bedrijven door aan de knoppen van zijn gitaar draaien.
Hij kan zich die spaarzame instrumentatie en productie veroorloven, want Dreams bestaat uit mooie, erg mooie liedjes. Opener Burning is een verbazingwekkend tijdloos popliedje, waarvan de genialiteit hem in de volstrekte eenvoud zit. De rest van het album heeft een draaibeurt of twee langer nodig om tot leven te komen, maar dat tekent tegelijk de houdbaarheid van de nummers. En, zonder oneerbiedig te willen zijn, wat was er gebeurd als Ian Curtis wat vaker een ontroerend goedmoedig liedje als Don’t Give Up had gehoord?