Teder en sensueel
Electronica is allang niet alleen kil of machinaal meer, maar kan op momenten juist intiemer en organischer klinken dan akoestische muziek. Zo ook bij het onwaarschijnlijk muzikale duo Sylvan Esso.
Nick Sanborns palet van elektronische geluiden, die het dromerige stemgeluid van Amelia Meath aanvullen, doet op momenten denken aan hartslagen, golven, of een adem die je uitblaast. Maar de effecten zijn ook net zo goed dansbaar of ontspannend ritmisch. In een vluchtige luisterbeurt geven Meaths teksten een beeld van iemand die hunkert naar intimiteit, maar ook weet hoe het is om lang alleen te zijn. De kwetsbare woorden wisselen die hunkering af met beschrijvingen van speelse en sensuele rituelen als middel om de tijd mee te doden.
De combinatie van vrouwelijke zang met electronica kent natuurlijk veel voorgangers. Denk maar eens aan Björk met Post, maar ook Lamb, Au Revour Simone, of The Bird and the Bee. Sylvan Esso behoudt binnen dat gezelschap een intieme eigenheid, die vooral door Meaths zang wordt opgewekt. De variatie van effecten is het best te horen op ‘Could I Be’, dat ondanks wisselingen en veranderingen niet rommelig klinkt. Terwijl haar stem deint op golvende synths, zingt Meath over eenzame rituelen en een behoefte aan contact. Vervolgens horen we een langzamer tempo en een brommende sample, die wordt aangevuld met een zweverig gitaarloopje. Tot slot opeens een vocodor, waarna Meath terugkeert naar het refrein.
Ongetemd verlangen
Het mooiste contrast tussen wild verlangen en verlegen kwetsbaarheid is ‘Wolf’. Het dier komt ook terug in de tekst van ‘Could I Be’, en lijkt symbool te staan voor al die dierlijke instincten die wij met beesten delen. Op ‘Wolf’ beschrijft Meath een soort staat waar mens en dier lijken te versmelten. Ondanks die ongetemde lust benadrukt haar zang ook weer eenzaamheid in een kwetsbaar gehuil, dat lijkt op een wolf en verder wordt versterkt door tedere electronica.
De natuur komt ook terug in ‘Dress’, waarin windrichtingen en sterren worden opgeroepen in een geografie van verlangen. Die ruimtelijke openheid hoor je verder terug in het langzame ‘Uncatena’, dat klein en gesloten begint, en opeens opent als een weids veld door de versmelting van zang en rollende synths. Deze spanningen zorgen ervoor dat de muziek van Sylvan Esso niet al te gemakkelijk in het gehoor ligt, maar wel toegankelijk blijft. Het is zeker geen lounge of easy listening, maar mooi en complex genoeg om vaker te willen beluisteren. Sylvan Esso past daarmee prima in het rijtje van Purity Ring en Grimes.