Popmuziek in de breedste zin van het woord
Hoofdstuk nummer zoveel in het succesverhaal van de muziekstad Montreal, weer een band in de slipstream van Arcade Fire. Dit keer gaat de aandacht uit naar Islands, een groot gezelschap rondom het duo J’aime T’ambour en Nick Diamonds, ooit voormannen van The Unicorns. Met Return to the Sea weet vooral Diamonds de band in allerlei facetten te belichten. Wat je krijgt zijn elf hier en daar dramatische en zwaar georkestreerde songs, die allemaal een humorvolle en lichtzinnige tic hebben. En die bovendien veelal de moeite waard zijn.
Wars van regels
Islands lijkt wars van elke regel in de popmuziek. De opener, Swans (Life after Death), duurt meteen zo’n tien minuten. Een hele trip, zeker gezien de verschillende wendingen in het nummer. Maar doordat de de draad niet uit het oog te verliezen is, kan zelfs het meest ongeoefende oor het geheel moeiteloos volgen. Bij het tweede nummer gaat het meteen over een heel andere boeg: Humans heeft het karakter van een zwaar georkestreerd McCartney-nummer, waarbij Diamonds klinkt als Brother Danielson, oftewel de als boom verklede bard. In Tsuxiit wordt er weer een hele andere kant van Islands belicht, een vreemde en vooral instrumentale kant.
The Unicorns
Toch is het al eerder genoemde Rough Gem het meest interessante onderdeel van de plaat. Deze hypervrolijk klinkende song doet meer dan de andere nummers denken aan het verleden van Diamonds en J’aime T’ambour bij the Unicorns. Die vreemde muzikale benadering klinkt nog altijd goed in de oren. En gelukkig klinkt Return to the Sea in zijn geheel behoorlijk open, zodat deze uitstap niet geforceerd overkomt. Dit maakt van Return to the Sea een mooie popplaat die hier en daar behoorlijk spannend is, van veel walletjes snoept, maar tegelijkertijd heel eigen klinkt. Als de sound van de pop uit Montreal, maar dan net even iets anders.