Muziek / Concert

Teveel grijze haren

recensie: The Music in my Head

.

~

In deze passage uit de festivalbrochure geven organisatoren Cees Debets en Louis Behre aan wat het idee achter het driedaagse festival The Music In My Head is. Een festival dus niet louter voor de nieuwkomers, maar ook voor de oude garde. Uit de grote hoeveelheid grijze haren op het festival bleek echter dat de balans toch wat was doorgeschoven ten koste van het jonge en vernieuwende en ten goede van de gevestigde orde.

Donderdag

~

Heather Nova was de grote naam op de openingsavond. Zij gaf een prachtig akoestisch optreden, waarbij zij al haar bekende liedjes de revue liet passeren. In het begin leek het of de nachtegaal uit Bermuda er niet zo heel veel zin in had, maar na een nummer of drie kon er zelfs een lachje af. Fantastisch uitgevoerde versies van Island en London Rain pasten prima bij de dromerige setting, compleet met bloemen en draperieen à la MTV-Unplugged. Heather (iedereen bleek haar bij de voornaam te mogen noemen) sloot set af met een versie van het immer opzwepende Staying Alive van The Bee Gees. Ze deed wat ze aan haar status verplicht was.

Omdat je blijkbaar staand niet naar akoestische muziek kan luisteren waren er stoelen voor het podium geplaatst, zodat er rustig gezeten kon worden. Bij drukke concerten kreeg je door de staande mensen rond het zitvak het idee van een arena. Best leuk, maar niet helemaal eerlijk voor een band als het Tilburgse Wealthy Beggar, die behoorlijk harde muziek maakt waarop bewogen moet worden. De heren van Wealthy Beggar speelden wel een krachtige set, maar konden niet op tegen de gortdroge muzikant/stand-up comedian Earl Okin, die een aantal hilarische dan weer prachtige composities speelde. Een ode aan dikke lelijke vrouwen afgewisseld met jazz-klassieker Georgia On My Mind. DJ Eddy de Clercq luidde de avond uit met een dansfeest.

Vrijdag

~

Deze avond was duidelijk voor The Waterboys. Het leek wel of iedereen op het Schotse gezelschap rond Mike Scott was afgekomen. Ook dit optreden was akoestisch. Piano en gitaar werden bijgestaan door een, dat moet gezegd worden, fantastische violist. Maar wat ook, ondanks een degelijk optreden, gezegd moet worden is dat The Waterboys met hun folk-rock wel heel erg braaf en oubollig zijn. Dit is vergane glorie, oud sentiment en niet zo geschikt voor een nieuw festival.

Maar blijkbaar wel zo populair dat de rest van het programma, dat zich nu uitstrekte over drie zalen, door The Waterboys ondergesneeuwd dreigde te raken. De avond werd in ieder geval om acht uur al gered door het optreden van Arno. De Belg met doorrookte stem die inmiddels de vijftig is gepasseerd gaf een heerlijk gedreven optreden en liet, onder meer met een prachtige versie van het Stones-nummer Mother’s Little Helper, de meeste andere artiesten verbleken. De Fransman Miossec was de enige die daar die avond nog wel iets tegenin kon brengen, vooral door zijn goede begeleidingsband met onder andere een fantastische éénpersoons-blazerssectie. Vooral de Britse singer/songwriter Neil Halstead stelde teleur met zijn ingetogen liedjes die, gezien het aantal vertrekkende mensen, de juiste snaar maar niet wisten te raken. Jammer.

Zaterdag

Deze laatste avond herbergde het beste en het belabberdste optreden van het festival. Om maar met het beste te beginnen: Hawksley Workman. Een Canadees met een gouden stem, die in een opera niet zou misstaan. Workman gaf een werkelijk prachtig optreden, hij op gitaar en zijn metgezel Mr. Lonely op piano. Zijn muziek houdt het midden tussen vaudeville uit het begin van de twintigste eeuw en het theatrale van een band als Queen. Workman heeft zonder meer het charisma van Freddie Mercury. Zijn stem, zijn begeleiding en bovenal zijn prachtige podiumpresentatie zorgden dan ook voor euforie in de zaal. Absolute klasse.

Verder speelden op die avond nog een aantal Nederlandse acts. Blimey! beet het spits af met een aanvankelijk wat onwennige set, maar de animaties die op een groot scherm werden afgespeeld maakten veel goed. Overigens speelde hij een bloedstollende versie van het slotstuk van zijn laatste album Less Summer Than Some: Walk The Psychopath With Me. Daryll- Ann deed eigenlijk wat ze altijd doet: mooie liedjes spelen. Verder was Meindert Talma, alleen op piano, voor veel mensen een positieve verrassing.

~

En toen kwam als afsluiter die andere grote naam van het festival. De lokker voor de mensen die in de jaren zestig jong waren: Marianne Faithfull. Met haar verschrikkelijke danspasjes en haar zo mogelijk nog ergere zwartlederen broek, wilde zij schijnbaar de indruk wekken dat zij nog bij de jongeren hoorde. Nou, mooi niet. Haar zware stem deed het niet meer zo goed en eigenlijk waren de liedjes ook niet bijzonder. Al vond zij het zelf wel erg interessant dat ze die samen geschreven had met onder meer Billy Corgan en Beck. Een vriendelijke oude dame die tijdens het optreden naast mij stond was speciaal voor mevrouw Faithfull gekomen. Ook zij vond er niets meer aan. Is het oneerbiedig om dit optreden een aanfluiting te noemen?

Iets meer relevantie

The Music in my Head is dus misschien wel helemaal niet bedoeld voor verschillende generaties. Twee avonden waren vooral opgebouwd rond artiesten die hun beste tijd al lang hebben gehad. Misschien aardig om voor volgend jaar een andere doelstelling te kiezen of om in de programmering iets gewaagder te werk te gaan. De grote namen hoeven niet jong te zijn, maar een beetje relevantie mag wel.