Muziek / Album

Een reis door het Hoge Noorden

recensie: Bo Skovhus en het Deens Nationaal Orkest - Songs by the Sea: A Scandinavian Journey

.

~

In de Bluffer’s guide to Music staat ergens een ongetwijfeld sarcastisch bedoeld voorbeeld van het opgeblazen ego van solisten, in dit geval een dirigent:

WAGGER

Directs

Wagner

Daar zit veel waars in. Veel klassieke muziek is een kwestie van ensembles: kwartetten, kwintetten, orkesten en koren. Maar daarnaast is er een rol voor het individu en die is altijd een beetje tweeslachtig geweest. Niet voor niets referereert het woord concert aan concertare, wedijveren. Een pianoconcert is een constante strijd tussen orkest en pianist, tussen collectief en individu. Dat is misschien ook de reden dat bepaalde solisten het perspectief wel eens zijn verloren tot een punt dat redding niet meer mogelijk lijkt.

Dat gold lange tijd vooral voor vocale solisten, en helemaal kwalijk nemen kun je het ze ook niet. Enrico Caruso was niet de meest bescheiden mens op aarde, maar als je Napolitanen zo gek krijgt dat ze een 7.1 op de schaal van Richter niet eens merken heb je wel wat in je mars. De Russische bas Fyodor Sjaljapin werd door collega’s veracht omdat zij naast hem zo’n beetje ineenstortten – soms letterlijk, vanwege zijn ongecontroleerde bewegingen. En Sjaljapin genoot ervan.

De zee

Niets van dat al bij Bo Skovhus. De Zweedse bariton brengt hier een persoonlijke selectie van over het algemeen onbekende Scandinavische stukken en het eerste dat opvalt is dat de selectie niet uitsluitend ingegeven lijkt te zijn door mogelijkheden voor Skovhus om uit te blinken. Natuurlijk er zijn ‘showpieces’, maar over het algemeen zoekt Skovhus zijn heil in het detail, met heel mooie resultaten. Het centrale thema is de zee, maar het de opmerking zij mij vergeven dat die er een beetje met de haren bij wordt gesleurd. Niets ten nadele van de muziek (in zeer tegendeel zelfs), maar met de zee heeft die niet zo bar veel te maken. Ach, het beest moet een naam hebben.

Slechte PR

Scandinavische muziek heeft er altijd een beetje onder geleden dat ze niet Duits was. PR is in het Hoge Noorden nooit erg voortvarend aangepakt en daarom zijn bijvoorbeeld Wilhelm Stenhammar en Peter Heise erg goed bewaarde geheimen gebleven. De enige serieuze uitzonderingen zijn Grieg en Sibelius, maar die zijn eigenlijk ook maar door één of twee werken bij het grote publiek bekend. En laten we eerlijk zijn: met Peer Gynt heb je het na een tijdje ook wel gehad. Wat we hier van Grieg horen is eigenlijk ook veel meer de moeite waard dan die door overmatig reclame- en Discoverygebruik nogal vermoeid geworden orkestmuziek. Maar Grieg wordt overspoeld door de briljante liederen van Heise, Lange-Müller en Rangström. Lange-Müllers liederen zijn prachtig lyrisch, heel teruggehouden en doen in melodisch opzicht vaak denken aan de rustiger momenten van Sibelius; Heise is traditioneler, ritmischer (maar ook vroeger).

Brecht

Het hoogtepunt van de cd is wat mij betreft echter Ture Rangströms cyclus Ur Kung Eriks Visor (‘Koning Eriks liederen’), die deze CD afsluit. Over Rangström bij een andere gelegenheid meer, maar ook hier laat hij zijn vermogen zien om juist steeds dat te doen dat je het minst verwacht – in karakter heeft dit stuk wel iets van Brechts Dreigroschenoper, met delen die afwisselen tussen spreekstem en zang, met grote dynamische verschillen die Skovhus zonder al te veel problemen neemt.

Grote boze wolf

Anderzijds weet ik niet helemaal zeker of ik helemaal te winnen ben voor zijn nogal gespierde voordracht. Voor het stoere Stormen paa Kjøbenhavn (‘Storm over Kopenhagen’) van Otto Maling is het een ideale benadering, maar bij stukken die wat meer subtiliteit konden gebruiken (zoals die van Lange-Müller) blaast Skovhus als een Grote Boze Wolf het huis om – of dreigt dat te doen.

Toch niet nederig

Maar laat dat geen reden zijn om de CD in de schappen te laten liggen, want deze muziek wordt toch al veel te weinig gehoord en de begeleiding door het Deens Nationaal Orkest is magistraal. Als ik heeeel eerlijk ben, wint het orkest dan ook de strijd met de solist. De opname is wat we van Chandos gewend zijn: heel helder en vol detail. De solist staat wellicht een beetje ver ‘naar voren’, dus wellicht is Skovhus’ ego toch niet zo nederig als ik wel heb gedacht. Maar desondanks blijft dit een schijf die met al zijn poolzeeën (of het gebrek daaraan) overloopt van warmte.