Vakwerk uit Duitsland en Australië
Terwijl iedereen zijn hart vasthoudt voor de langerwachte nieuwe Motorpsycho, brengt hun platenmaatschappijtje Stickman zo nu en dan albums van andere bands op de markt. Een recensie van de twee meest recente.
De grotere Stickman-bands (35007, Favez en The Soundtrack of Our Lives) brachten het afgelopen jaar al een nieuw album uit; de minder grote namen (waar is het uitstekende Brazen gebleven?) lijken verdwenen. Bij hun laatste uitgave verzorgde het label dan maar de distributie voor een bij ons volstrekt onbekende band: het Australische Black Cab. Een even sterke identiteit als de huisbands van Stickman heeft deze tweemansformatie (nog) niet, maar een veelbelovend debuut is Altamont Diary wel.
Retro
De hoes en de titels geven al een beetje aan wat je kunt verwachten: taferelen van het legendarische doch dramatisch geweldadig verlopen Stones-concert tijdens het Altamont festival 1969 sieren de hoes, en met songtitels als Jerry Sez (natuurlijk gebaseerd op de legendarische Grateful Dead frontman Jerry Garcia), 1970 en Summer of Love is wel duidelijk dat de band de tijdgeest van weleer een warm hart toedraagt. Maar het anachronisme van het album ligt niet alleen in de vorm: de muziek is duidelijk op de leest van The Grateful Dead geschoeid. Als in Good Drugs zelfs de electrische sitar ter hand wordt genomen is het beeld compleet: dit is een rasechte retroband. Maar Altamont Diary herbergt niet alleen authentiek klinkende hippiemuziek. Soms klinkt Black Cab als Primal Scream, en invloeden van Underworld en The Chemical Brothers zijn evenzeer duidelijk aanwezig. De voornamelijk instrumentale muziek kabbelt, meestal in midtempo, rustig voort. De soms lang uitgesponnen nummers zijn erg atmosferisch: je hoort niet alleen speelse melodieën met akoestische en electrische gitaren, maar ook synthesizers en iets dat klinkt als een didgeridoo. De toevoeging van electronische beats stoort hierin niet, maar maakt het geheel eerder organisch. Uitschieters kent het album echter niet, waardoor het geheel enigszins aan overtuigingskracht inboet.Monochrome
Sticksister, een sublabel van Stickman, bestaat om muziek van kleinere, aparte
bandjes uit te brengen. Het debuutalbum van Monochrome is het laatste
wapenfeit, en met Éclat mag deze band zich meten met voorgangers als KVLR en
Cosmic Casino. Het lijkt vreemd dat het gezelschap ooit begon als hardcoreband
(onder de naam Dawnbreed), maar goed beschouwd is het wel te merken: de
drammerige songstructuren en de dynamiek van het de hardcore zijn hier op een
lichter genre (gitaarpop/emo) toegepast, en het resultaat klinkt best enerverend.
Ondanks het feit dat Marc Calmbach geen begaafde zanger is; de nummers waarin vooral zangeres
Liza von Billerbeck zingt (zoals afsluiter Kosmodrom) klinken dan ook
indringender.
Éclat is een solide album: de compacte nummers zijn strak en minutieus
gecomponeerd. Als de plaat echter op het eerste gehoor minder indruk maakt dan
eigenlijk zou moeten, komt dat doordat er nauwelijks van een vast stramien
wordt afgeweken en de variaties niet direct hoorbaar zijn. Vrijwel elke song
heeft dezelfde sound en structuur en hetzelfde tempo, en de band schiet vrijwel
nergens uit de band. Slechts een enkele keer doet Monochrome iets echt
verrassends (Accidents & Incidents, Prim). Zo zijn de songs moeilijk van elkaar
te onderscheiden en vormt het album een lange zit voor de luisteraar, terwijl
het nog geen veertig minuten duurt. Duits precisiewerk dus: solide materiaal
dat helaas iets te netjes binnen zijn eigen beperkingen blijft.