Licht geschifte arme mensen
Wie de romans van Fjodor Dostojevski kent weet dat deze negentiende-eeuwse Russische schrijver zijn personages laat worstelen met heftige emoties. Zijn thema’s: goed en kwaad, de rol van geloof en geweten in gecompliceerde ethische situaties vergen het uiterste van zijn helden. In De broers Karamazov en Misdaad en straf vinden vele uitbarstingen plaats die op de rand van de overspannenheid balanceren. ‘Over the top’ zou je kunnen zeggen – en tegelijkertijd leggen zijn verhalen de ambivalentie bloot waar mensen vaak door worden gedreven. Dilemma’s worden in felle kleuren neergezet en blijven regelmatig onopgelost.
Op een haar na geëxecuteerd
Dostojevski’s eigen levensloop heeft grote invloed gehad op zijn themakeuze en de uitwerking van zijn personages. Hij groeide zelf op in armoede en was verontwaardigd over de maatschappelijke misstanden om zich heen, met name het systeem van lijfeigenschap. Als jonge man werd hij gearresteerd op verdenking van het lid zijn van een socialistische beweging. In het gevoerde proces werden hij en zijn lotgenoten ter dood veroordeeld. De mannen stonden al geblinddoekt voor het vuurpeloton toen opeens een boodschapper met het nieuws kwam dat de tsaar, Nicolaas I, gratie had verleend. De executie was in scène gezet, zo bleek, en de straf werd omgezet in verbanning naar Siberië.
Voordat hij deze vreselijke ervaring moest doormaken was Dostojevski al vastbesloten om schrijver te worden. Hij interesseerde zich, zoals veel van zijn tijdgenoten, voor ‘gewone mensen’. Daarmee plaatste hij zich in de traditie van het realisme, zoals die in Engeland, Frankrijk en Rusland al sinds het midden van de negentiende eeuw bloeide. Maar net als zijn grote voorbeeld Gogol voegde hij een speciale absurde toets aan veel van zijn verhalen toe. Ze werden gekruid met satirische en ironische beschrijvingen en stijlvondsten en kregen daarmee een lichtheid die in zijn latere werk werd ondergesneeuwd door de heftige belevenissen van zijn hoofdpersonen.
Briefroman als ironisch genre
In deze nieuwe vertaling van Arthur Langeveld en Madeleine Mes van het eerste deel uit de Russische Bibliotheek, twee romans gevolgd door acht kortere verhalen, komt die lichtheid door het heldere, frisse Nederlands volop tot zijn recht. In de eerste, zijn succesvolle debuut Arme mensen uit 1848, schrijven de twee hoofdpersonen elkaar brieven. Een roman in brieven was op zich al een ironische keuze – de briefroman dateerde uit vroegere eeuwen en was al lang in onbruik geraakt. Het bood de auteur de gelegenheid om zowel – uit de tweede hand – de lezer op de hoogte te stellen van de gebeurtenissen, als – uit de eerste hand – de gevoelens van de briefschrijvers weer te geven. Zo ontstaan twee niveaus en krijgt de lezer bovendien de kans zelf in te vullen wat zich in de tussenliggende dagen zonder briefwisseling heeft afgespeeld. In deze eerste roman klinkt naast de ironie veel mededogen door met het lot van de allerarmsten.
De berooide ambtenaar Makar Devoesjkin is verliefd op zijn overbuurvrouw Varvara Dobroselova. Hij schrijft haar heftige brieven in een verwarde stijl, overlopend van emotionele uitbarstingen, tussenwerpsels, kreten en herhalingen. De jonge Varvara, die al veel narigheid achter de rug heeft, antwoordt in een grappig superieure toon, die plotseling kan veranderen in paniek als ze weer in de problemen raakt. Honger en kou, ziekte en dood vormen de achtergrond van beider leven. En toch weet Dostojevski er een ironische ondertoon in te leggen. Wanneer Varvara haar vriend een boek cadeau wil doen reageert Makar met een opmerking die de het hele verhaal – en de mening van de auteur – in een ironisch licht zet:
‘Hartje, u wilde me een boekje sturen om de verveling te verdrijven. Maar wat moet ik daarmee, hartje! Wat moet ik met een boekje? Dat de ene leugen op de andere stapelt! Een roman is onzin, en geschreven als onzin, gewoon, voor mensen die niets beters te doen hebben: geloof me, hartje, geloof mijn ervaring van jaren. En als ze tegen u over Shakespeare beginnen, van ziet u wel, in de literatuur hebben we toch maar Shakespeare, nou, dan zeg ik dat ook Shakespeare flauwekul is, het is allemaal je reinste flauwekul, en allemaal laster!’
In de latere verhalen speelt het psychologisch element een grote rol, zoals in De dubbelganger de beschrijving van een gespleten persoonlijkheid. Een kerstfeest en een huwelijk bevat een portie kritiek op de positie van vrouwen. Ook de weerzin van Dostojevski tegen de macht van het geld is hier evident. Het laatste verhaal Iemand anders z’n vrouw en de man onder het bed is grappig door alle verwarring en achterdocht rond overspel.
Kortom: laat alle schroom voor de Grote Literatuur varen en lees deze heerlijke verhalen…