Kunst / Expo binnenland

Bonbons en barhangen

recensie: Xpose openingstentoonstelling 'Humor vs. Art'

.

Bijna onder de voet gelopen door rondrennende kleuters, lukt het me uiteindelijk toch de in het Dick Bruna Huis gevestigde CM Studio te bereiken. Hier heeft de in het begin van dit jaar aangestelde ‘Junior Museum Commissie’ van het Centraal Museum Utrecht haar eerste tentoonstelling gerealiseerd. Dankzij Nijntje en haar soortgenoten heeft het Utrechtse museum niet te klagen over een gebrek aan jonge bezoekers, maar studenten zien ze blijkbaar te weinig en daar moet deze commissie, die zichzelf in augustus bekend maakte onder de naam Xpose, verandering in brengen. Hun eerste wapenfeit is Humor vs. Art, waarmee ze rondom zes kunstwerken uit de vaste collectie van het Centraal Museum een onconventionele tentoonstelling hebben gerealiseerd.

~

De werken die door Xpose, bestaande uit zeven Utrechtenaars tussen de 18 en 25 jaar, werden geselecteerd, geven zelf al aanleiding tot lachen. Ook al wordt museumbezoek over het algemeen niet geassocieerd met hilariteit, grappige kunst is gelukkig geen zeldzaamheid. Bijzonder aan deze tentoonstelling is dat humor tot onderwerp is verkozen en dat er bovendien zes jonge, succesvolle cabaretiers gevraagd zijn op de werken te reageren in de vorm van video- of geluidsfragmenten.

Kinderparadijs

Deze aanpak vroeg duidelijk een bijzondere vormgeving, waarvoor de interieurkunstenaars van Decodel werden ingeschakeld. Opvallend is dat de ruimtelijke aanpassingen meer ruimte innemen dan de werken zelf. Zo valt Naar Huis (1990) van John Körmeling niet direct op in het cafédecor waarin het is opgenomen. De neon-oranje, metalen pijl met daarin de tekst ‘NAAR HUIS’ is naast planken met glazen en drank dwars op de muur gemonteerd. Ervoor staat een houten bar met tap en krukken. Ook hangt er een televisie met daarop de bijdrage van Anne Jan Toonstra waarin de beelden van dr. Phil associaties oproepen met een aan de bar gekluisterde man die helemaal niet naar huis wil, maar die liever de barman als zijn persoonlijke therapeut misbruikt.

Ook het werk van Harmen Brethouwer trekt beduidend minder aandacht dan de grote houten knuffelbeestenbak die ervoor staat. Brethouwers Ada en ik… Het groene werk (1986-1989) bestaat uit een houten plaat waaraan een briefje hangt met de tekst ‘Ada en ik nemen geen kinderen’. Peter Pannekoeks persoonlijke analyse over het al dan niet nemen van kinderen, die hij al wandelend door de Condomerie met ons deelt, is vastgelegd op video. Je moet wel de knuffelbeestenbak in klauteren en je installeren op de ministoeltjes bij het minitafeltje waarin de tv is gemonteerd om zijn analyse te kunnen zien.

Luuk Wilmering, Vier iconen 1995-1998. Photo & copyright Centraal Museum, Utrecht
Luuk Wilmering, Vier iconen 1995-1998. Photo & copyright Centraal Museum, Utrecht

Kleine misdaden

Door de uitgebreide vormgeving en het commentaar van de cabaretiers wordt de kijker in een bepaalde richting geduwd. Dit verkleint je eigen associatievrijheid, maar zeker bij het minimale werk van Brethouwer is dat eigenlijk wel prettig; het geeft je juist een ingang. Het duo Ewout en Etienne zorgt voor muzikale begeleiding bij het werk van Luuk Wilmering. Het hilarische lied over een cliniclown die niet al te gelukkig is met zijn baan en dit dreigt te gaan botvieren op de patiënten, lijkt in eerste instantie niet zo te passen bij de Vier Iconen (1995-1998). De serie van zo op het eerste gezicht identieke fotografische portretten van een kalende, ietwat loensende man met een grote bril heeft ook wel iets lachwekkends, maar wel op een meer meelijwekkende manier. De om het hoofd, in het goud aangebrachte tekst ‘If you saw me, would you kiss me?’ en zijn rood gemaakte lippen, versterken dit. Bekentenissen (1999), een portret van dezelfde man ditmaal hysterisch lachend, sluit echter volledig aan bij de belevingswereld van Ewout en Etienne. De achtergrond van het portret wordt gevuld door een tekst in blauwe blokletters die je deelgenoot maken van een reeks mensonvriendelijke, maar erg grappige kleine vergrijpen, zoals het laten proeven van een lepel sambal aan een gehandicapt broertje en het te water laten van de kisten gereedschap voor de schooltuintjes.

Gudmundsson, Sigurdur, Hazelnut 2001-2001. Photo & copyright Centraal Museum, Utrecht / Ernst Moritz
Gudmundsson, Sigurdur, Hazelnut 2001-2001. Photo & copyright Centraal Museum, Utrecht / Ernst Moritz

Overbodige verkooppraatjes

De combinatie Sigurdur Gudmundsson en Omar Ahaddaf werkt wat mij betreft wat minder goed. Gudmundsson maakte drie reuzenbonbons die elk van een ander materiaal midden in een cirkel van rode, gecapitonneerde lage bankjes verleidelijk een voor een langsdraaien; Hazelnut (2001) bestaat uit blinkend metaal, Cherry (2001) is uit zwart graniet gehakt en Framboise (2001) heeft een coating van rode lak. Door het formaat ziet het er prachtig sprookjesachtig uit. Ahaddaf heeft daar met de registratie van het onsamenhangende gesprek dat hij met zichzelf voert eigenlijk niets aan toe te voegen. Maar humor is nu eenmaal persoonlijk. Zo vind ik ook dat het korte geluidsfragment dat Jeroen Bouwhuis maakte bij een werk van Jurgen Meekel niet kan tippen aan de meerwaarde van de titel: Warning, not a life saving device (1987). Het werk bestaat uit drie glazen weckflessen gevuld met opblaasbare olifanten die je met hun blauwe ogen, ondanks hun uitermate benarde positie blijmoedig blijven aanstaren.

In een telsell-achtig filmpje, geprojecteerd binnen een grote, geschilderde gouden lijst, prijst Samba Schutte in verschillende hoedanigheden en nadrukkelijk nagesynchroniseerd Nina Farkache’s bank Come a little bit closer (2000) aan als dé oplossing om contact te maken met je medemens. Het zitvlak van de leuningloze, langgerekte bank is gevuld met groenblauwe knikkers, waarop zes witte plastic schijven zijn geplaatst. Als je daarop plaatsneemt, kun je heel licht van de ene kant naar de andere kant glijden; dit geeft een heerlijk speeltuinachtig gevoel. Zo’n gebruiksvoorwerp, zeker als het ook daadwerkelijk uitgeprobeerd mag worden (helaas geen vanzelfsprekendheid in een museum), heeft eigenlijk geen extra aanmoediging nodig.

Maar mij hoor je niet klagen; in deze tentoonstelling is op een zorgvuldige en toegankelijke wijze geëxperimenteerd met het samenvoegen van verschillende disciplines. Het is een plek geworden waar je graag wat langer rondhangt en nog een biertje neemt. Of nog een bonbonnetje. En ook al weten de kleuters verderop allang dat het leuk kan zijn in een museum, zo letterlijk toestemming krijgen om hardop te lachen om kunst, da’s ook wel eens lekker.