Waarachtige oninteressantie-Multikunstenaar Wim T. Schippers exposeert!
Wim T. Schippers is in Nederland niet alleen beroemd en berucht als beeldend kunstenaar, maar ook als schrijver met opmerkelijke taalvondsten, als maker van talrijke theater-, televisie- en radioprogramma’s, en in mindere mate als componist en musicus. Vanwege zijn veelzijdigheid en vooruitstrevendheid is hij in september onderscheiden met de Van Looy-prijs 2005 en wordt hij geëerd met een tentoonstelling van zijn beeldend werk in De Hallen in Haarlem.
De Van Looy-prijs is een vijfjaarlijkse prijs voor een dubbeltalent. De prijs is vernoemd naar de Haarlemse schilder-schrijver Jacobus van Looy (1855-1930). Wim T. Schippers heeft volgens de jury de prijs verdiend, omdat hij een kunstenaar is die zijn publiek niet alleen confronteert met de onverwachte kanten van het bestaan, maar hen ook meegeeft dat het leven de moeite waard is om geleefd te worden. Zijn werk is zo aanstekelijk, dat je er als toeschouwer onweerstaanbaar de neiging van krijgt om te gaan lachen, te zingen of extra dikke lagen pindakaas op je boterham te smeren.
In De Hallen hangen nu zijn tekeningen, collages, assemblages en (kinetische) objecten uit de jaren zestig tot heden, waarbij vooral de jaren zestig ruim vertegenwoordigd zijn.
Bij de gratie van nimmer uitvoerbaar zijn
Eh, 2005. Foto: Charles van Gelder. |
Schippers begon in 1959 aan de grafische opleiding van het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs, de latere Rietveld Academie, in Amsterdam. Ondefinieerbare vormen met hier en daar ‘slappe lijnen’ en soms opgeplakte stukken papier waren het begin van een ‘Schippers-stijl’. Enkele voorbeelden hiervan zijn te zien op de tentoonstelling. Rond 1961 begon hij samen met Ger van Elk en Bob Wesdorp Adynamische kunst te maken waarbij ze pleitten voor ‘waarachtige oninteressantie’, stijlloosheid, ‘slapte’ en het bewust niet uitvoeren van ‘onuitvoerbare plannen’ (‘werken die bestaan bij de gratie van het nimmer uitvoerbaar zijn’). De ‘saaiheid’ van alledaagse materialen en voorwerpen kreeg alle aandacht. Hun ideeën sloten aan bij de internationale Fluxusbeweging die de kunst wilde bevrijden uit de ivoren torens van de musea. Kunst moest speels zijn, aansluiting vinden bij het leven van alledag en gebruik maken van gewone materialen. Taal, theater, film, muziek, het eigen lichaam: alles kon tegelijkertijd en door elkaar worden gebruikt. De Fluxusgedachte is nooit uit het werk van Wim T. Schippers verdwenen. In 2002 ontwierp Schippers een kubus die op het dak van NEMO in Amsterdam zou komen te staan en daarvandaan geregeld over de stad zou gaan vliegen. Het ontwerp is compleet met foto’s van de vliegende kubus boven de grachten en het IJ, en langzaam wegvliegend vanaf NEMO.
Stemmen tot nadenken
Papierwerken, 1970. Stedelijk Museum, Amsterdam. |
Zijn objecten verrassen door de combinatie van materialen en alledaagse voorwerpen die in een nieuwe context zijn geplaatst. Ze doen denken aan het werk van de Dadaïsten, maar dan met een flinke dosis Hollandse humor en toch ook een onderliggende toon van ernst. In de hoek van de tentoonstelling draait een video waarop een deel uit de voorstelling Going to the dogs (1986) te zien is. Deze controversiële voorstelling in de Amsterdamse Stadsschouwburg werd gespeeld door een aantal herdershonden die acteerden alsof ze nooit iets anders hadden gedaan. Het meest confronterend waren echter niet de honden, maar de reacties van het publiek.
Ook spraakmakend waren zijn televisieprogramma’s, zoals Van Oekels Discohoek, De Fred Haché show, Op zoek naar Yolanda en We zijn weer thuis. Programma’s die een nieuwe manier van televisie maken tonen en waarin chaos en misverstanden overheersen. Programma’s ook waarin de kijkers een spiegel voorgehouden wordt over alledaagse onderwerpen en gebeurtenissen.
Deze onconventionele en vooruitstrevende aspecten uit het oeuvre van Wim T. Schippers blijven helaas onderbelicht op de tentoonstelling. Dat is jammer, want juist de veelzijdigheid van deze multikunstenaar maakt zijn werk zo verrassend en interessant.