Hedendaagse performancekunst
Momenteel in Montevideo, Nederlands Instituut voor Mediakunst (Amsterdam) een expositie over hedendaagse performancekunst. De aanleiding is simpel: de hernieuwde interesse voor het genre. De vraag waar die hernieuwde interesse vandaan komt blijkt lastiger. Het zou te maken kunnen hebben met het historisch worden van de performancekunst. Waardoor we onlangs nog geconfronteerd werden met exposities als Life, Once more: Reenactment in Contemporary Art (Witte de With) en de performances van Marina Abramovich bij de Egon Schiele tentoonstelling (Van Goghmuseum). Montevideo zag haar kans schoon en presenteert onder de noemer Resonance een aantal hippe jonge performancekunstenaars.
L.A. Raeven, Wild Zone I, 2001 |
Resonance bestaat uit drie delen; een lezingencyclus, live performances op tal van locaties- waaronder het Stedelijk Museum en Paradiso- en een expositie van werk van zeven jonge kunstenaars die het menselijke lichaam als uitgangspunt nemen: Franko B., Yael Davids, Hayley Newman, L.A.Raeven, Francesca da Rimini, Sterling Ruby en David Still. De live performances worden geregistreerd en als nieuwe werken in de tentoonstelling opgenomen.
Definitie van performance
De definitie van performancekunst blijkt nog immer voer voor discussie. De meest simpele en directe definitie kwam vorig jaar naar voren tijdens de discussie Live Culture (naar aanleiding van een tentoonstelling in Tate Liverpool): “Een performance heeft een live-element in zich en er is een menselijke aanwezigheid in de ruimte op een bepaald moment of voor een vaste periode.” In die definitie wordt voorbijgegaan aan de rol die registratie speelt in het geheel. Terecht? Onterecht? Stel dat registratie een wezenlijk onderdeel is van de performance- ik zeg met nadruk stel- dan rest de vraag welke vorm het meest geschikt is. Video? Fotografie? Met andere woorden, is registratie afhankelijk van het beeld? Gaat het om het visuele element? Of voldoet een geluidsopname ook? Kun je het beeld loskoppelen van het auditieve aspect?
Wezenlijk verschil tussen de registratie en de fysieke aanwezigheid is dat een registratie het beeld toont dat de kunstenaar ons voorschotelt; hij of zij focust op een specifiek onderdeel van de performance. Je kijkt als het ware mee met de ogen van de kunstenaar. Interessante materie voor een rondetafeldiscussie, maar ondertussen komen we er geen steek verder mee (te subjectief). De reden waarom dergelijke discussies met enige regelmaat de kop opsteken in gespecialiseerde kunstmagazines als Metropolis M en De Witte Raaf.
Intrigerend
Yael Davids, Ball, 2003 |
In Montevideo een aantal interessante experimenten, waaronder de installatie Wild Zone I van de graatmagere tweeling L.A. Raeven waarin verder lijkt te worden getornd aan de definitie van ‘performance’; er gebeurt weinig wat door zou kunnen gaan voor ‘handeling’. De installatie bestaat uit twee haaks op elkaar geplaatste videoschermen, een aantal half leeg gedronken wijnglazen en wat papiertjes die quasi-nonchalant in de ruimte zijn verspreid. In de linker video is te zien hoe één van de tweeling – gekleed in blauwe spijkerbroek, wit mouwloos shirt en gympies – wat verveeld voor zich uit staart in het venster van een niet nader gespecificeerde kale ruimte. Ze draait aan de verwarmingsknop, kijkt soms uit het raam en praat – op een nonchalante, monotone manier, de woorden bijna niet te verstaan – met haar zusje die zich buiten het gezichtsveld van de camera bevindt (een interessant gegeven). Alsof praten te veel kracht kost. In de tentoonstellingsruimte in Montevideo op de grond ook wijnglazen en papiertjes. Waarschijnlijk om je het idee te geven dat je je in dezelfde ruimte bevindt. Of dat ook daadwerkelijk zo is, blijft onduidelijk. Toch intrigeert Wild Zone I, niet in het minst door de spookachtige verschijning van de tweeling.
Eveneens intrigerend is Ball (2003) van Yael Davids. Wederom een videoregistratie. De scene doet surrealistisch aan; een jong meisje (blond haar, paarse sokken) dat met haar lichaam zit opgesloten in een veelkleurige opblaasbal (type strandbal). Enkel haar hoofd en haar benen steken uit. Een sadistisch randje kan het werk niet worden ontzegd. De camera zoomt van bovenaf op haar in (ondergrond: een sporthalvloer) en registreert hoe ze door te schommelen rechtop probeert te komen. Tevergeefs. Je zou denken dat de positie waarin het meisje zich bevindt naar verloop van tijd gaat benauwen, maar nergens op haar gezicht proef je enige wanhoop. Daarvoor lijkt ze zich te bewust van de rol die ze speelt. Wellicht was het interessanter geweest om het grensvlak tussen wanhoop en plezier te filmen, het moment dat de paniek toeslaat. Met als valkuil het ethische vraagstuk. Davids heeft het blijkbaar niet aangedurfd.