Het Frietkot – Architectuur voor de snelle trek
Wanneer je een patatje haalt, heb je vaak nauwelijks oog voor de plek waar het voedsel is bereid. Zo op het eerste gezicht lijken de saaie, vormeloze en grauwe bouwsels aan de rand van de snelweg of half op de stoep in de stad een tweede blik niet waard. Verschillende fotografen dachten daar anders over en brengen in meer dan vijftig foto’s in de Kunsthal in Rotterdam een ode aan het frietkot.
Martin Kers – Texel |
De tentoonstelling Het Frietkot – Architectuur voor de snelle trek omvat foto’s – vanaf de jaren tachtig tot heden – van ondermeer Christoph Buckstegen (Duitsland), Raoul van den Bomm en Paul Ilegems (België) en Martin Kers (Nederland). Samen vertellen de fotografen veel over de Europese snackcultuur en haar geïmproviseerde architectuur. Per land lijken er weinig verschillen tussen de frietkotten te bestaan. Enkel de teksten en het aanbod verraden het land van afkomst: friet in België, curryworst in Duitsland en vleespasteitjes in Finland. De meeste bouwsels zien er uit alsof ze haastig in elkaar getimmerd zijn. Bijna illegaal. Soms vraag je je af of de eigenaren wel een vergunning hebben om hun meeneemvoedsel aan de man te brengen. De gebouwtjes lijken daarmee een afspiegeling van het soort voedsel dat binnen de muren wordt bereid.
Monumenten
In de begeleidende informatie bij de tentoonstelling valt te lezen dat het frietkot dreigt te verdwijnen uit het straatbeeld. Door onder andere de internationalisering en allerlei nieuwe regelgeving is er steeds minder plaats voor de snackwagens. In België, met zijn ongeveer achtduizend frietkotten, treedt de overheid op tegen de kramen omdat ze schade zouden toebrengen aan historische gebouwen en het straatbeeld zouden verpesten. Volgens sommigen is er sprake van een heuse ‘frietkottenjacht’. Een tegenbeweging beschouwt het frietkot als nationaal erfgoed. Er wordt inmiddels gepleit voor de plaatsing van frietkramen op een monumentenlijst.
Troosteloos
De gefotografeerde frietkotten stralen op het eerste gezicht vooral een zekere troosteloosheid uit. De meeste fotografen hebben ervoor gekozen om het frietkot na sluitingstijd of voor openingstijd af te beelden, dus zonder de mensen die hun lekkere trek komen stillen. De losse bouwsels staan aan secundaire wegen in stad of dorp, in de kou, regen of sneeuw. Sommige zijn beklad met graffiti. Bij nadere beschouwing blijkt deze eerste indruk echter niet te kloppen. De frietkotten zijn grauw en troosteloos, maar toch er is meer te zien dan dat. Uit de aankleding van de bouwsels spreekt de zorg van de eigenaar. Er zijn bijvoorbeeld heuse omgebouwde caravans, waar kleurige vlaggen hangen en een uitgebreid assortiment van tijdschriften, ijs, frisdrank, sigaretten of snoep wordt aangeboden. Een aantal uitbaters heeft zelfs een zitplek in de open lucht gecreëerd om de vermoeide reiziger even tot rust te laten komen. De manier waarop de frietkotten blijven staan, ongeacht hitte, regen of viezigheid, is bijna ontroerend.
Aandacht
Twee frietkotten staan op een prachtige plek, in plaats van aan de gebruikelijke snelweg: één staat midden in een donker, mistig bos, en de andere staat aan het water. Patat van Rinus prijkt er trots op de gevel. De vlaggen wapperen. Er staat een tafel met stoeltjes. Op één daarvan zit een stoere motorrijder, in gesprek met de eigenaar. Zijn motor wacht een eindje verderop. Deze foto vat een aspect van de eetcultuur in onze samenleving. Op het moment van razende honger biedt een frietkot uitkomst. Je stopt, eet een patatje en gaat weer op weg, zonder veel oog voor de omgeving. En daar lijkt het om te doen. Het frietkot is ondergeschikt gemaakt aan het voedsel. Maar even, tijdens deze tentoonstelling, is het frietkot de moeite waard om langer te bekijken.