Foto’s die raken
Het is het ‘beslissende moment’ dat een foto tot een iconisch beeld en symbool voor een bepaalde gebeurtenis in de geschiedenis maakt. Een tentoonstelling in Foam laat zien hoe dit in zijn werk gaat.
Welke stappen zetten journalistieke fotografen van het beroemde agentschap Magnum Photos, wanneer ze juist die ene foto uit een reeks van opnamen kiezen? Volgens Stuart Franklin, één van de Magnumfotografen die ook een World Press Photo Award won (1989, 1991), en in Beijing de iconische foto van de eenzame demonstrant voor een reeks tanks maakte (1989), gaat het om de context van ruimte en tijd, samengebald in dat ene moment.
De circa honderd contactvellen die in chronologische volgorde worden getoond, van de jaren dertig uit de vorige eeuw tot 2010, laten ook nog een andere context zien: die van vóór en ná die ene iconische foto. Op die manier wordt de bezoeker geleid naar ‘het’ moment en weer terug. Op de contactvellen zijn markeringen van de fotograaf aangebracht, die zijn keuze of afkeuring aangeven. De uiteindelijke keuze is soms in een scharnierlijst opgehangen, zodat aantekeningen op de achterkant van de afdruk, die je anders nooit ziet, nu ook vallen te bekijken.
Op uitvoerige bijschriften wordt de visie van de fotograaf uiteen gezet. Bij andere exposities zou je ze als bezoeker misschien te lang vinden, maar hier voldoen ze, omdat ze de visie van de fotograaf in het algemeen en zijn keuze in het bijzonder duidelijk verwoorden.
Soorten foto’s
Er zijn foto’s te zien die op ons netvlies staan, zoals Henri Cartier-Bresson ze bijvoorbeeld maakte in de jaren dertig van de vorige eeuw in het Spanje van de burgeroorlog. Of van Robert Capa die D-day vastlegde, en Philip Jones Griffiths die het door napalm getroffen Vietnamese meisje dat wegrent fotografeerde. Deze laatste foto beïnvloedde de politiek, zoals recent de foto van het Syrische jongetje Aylan Kurdi dat dood was aangespoeld op het strand van Turkije.
Ook de kwaliteit van veel portretfoto’s valt op. Al dan niet geënsceneerd, zoals Philippe Halsman in 1948 Dali fotografeerde. Soms gemanipuleerd, zoals Malcolm X ‘speelde’ met fotografe Eve Arnold. Of ongemerkt, zoals bij Che Guevara, die de aanwezigheid van René Burri niet meer in de gaten leek te hebben.
Op verschillende manieren, maar allemaal raak getroffen op een wijze die ook de toeschouwer wat doet, zoals Guy Le Querrec over zijn foto van Miles Davis (Parijs, 1969) zei: ‘De diepte van zijn blik is van dezelfde kwaliteit die ook zijn muziek kenmerkt’.
Artistieke status
Naast oorlogsfoto’s, reportages en portretten is er nog een ander punt dat in de loop der jaren steeds meer aandacht lijkt te krijgen: de artistieke status van het materiaal. Werner Bischof hecht eraan te vermelden dat zijn foto in een tempel in Tokio refereert aan het werk van de Japanse schilder Hasewaga Tōhaku. Paolo Pellegrin verwijst ernaar dat zijn opname in Kosovo herinnert aan Bruegel. Hiermee boren zij een extra, intertekstuele laag aan, waarmee journalistieke foto’s meer de richting van kunstfotografie uitgaan.
Al met al is het een indrukwekkende, veel publiek trekkende tentoonstelling geworden van materiaal dat eigenlijk helemaal niet is bedoeld om tentoon te stellen; voor Jim Goldberg waren de vellen bijvoorbeeld slechts letterlijk een geheugensteuntje om mensen met wie hij contact heeft gehad te kunnen onthouden.
Af en toe roept een foto een glimlach op, zoals de lama in auto op Times Square van Inge Morath. Een spaarzaam moment dat tussen alle ernst mooi is meegenomen. Ernst van foto’s die er in zowel de wereldgeschiedenis als de geschiedenis van Magnum toe doen: iconische beelden van ‘een’ uitgelicht moment dat door de contactsheets van foto’s die er even voor en pal erna zijn gemaakt en de ook neergelegde boeken of tijdschriften waarin ze uiteindelijk terecht kwamen in een context worden geplaatst.