Kunst / Expo binnenland

Chinese kunst in een nieuwe vrijheid

recensie: Architectuur, kunst en beeldcultuur - China Contemporary

China Contemporary, Architectuur, Kunst en Beeldcultuur is een samenwerkingsproject van het Nederlands Architectuurinstituut (NAi), Museum Boijmans Van Beuningen en het Nederlands Fotomuseum. De drie musea hebben een palet gemaakt van wat op dit moment in China gaande is op het gebied van hun expertise. Met deze samenwerking hebben ze iets bijzonders naar Rotterdam gebracht.

Await, Miaoxiaochun Await, 2005, C-print (uitsnede)
Await, Miaoxiaochun Await, 2005, C-print (uitsnede)

In 2006 werd de Culturele Revolutie in China herdacht. De naam mag dan positief klinken, in feite betekende het een onderdrukking van de intellectuelen en kritische geluiden in de samenleving. Op deze manier probeerde Mao het enthousiasme voor het communisme onder de massa te hernieuwen. Nu, veertig jaar na dato, is in de Chinese stedelijke samenleving iets onvoorstelbaars gebeurd. De bevolking droomt de Chinese Droom: een nieuwe urbane levensstijl, met een huis en een auto voor iedereen. Steden worden platgegooid en herbouwd en in 2020 wil de Chinese regering vierhonderd nieuwe steden bouwen die een miljoen inwoners zullen huisvesten. Dit gebeurt echter zonder aandacht voor de leefomstandigheden, het milieu en de bestaande stedelijke en sociale structuren. Dit, en de economische explosie plus het hierbij behorend materialisme en consumptiedrift, heeft grote invloed gehad op de Chinese kunst en cultuur. China Contemporary laat diverse kunstuitingen zien van Chinese kunstenaars die reflecteren op de nieuwe verworvenheden en de indringende gevolgen hiervan.

Beeldcultuur

Het Nederlands Fotomuseum heeft op een relatief kleine ruimte een grote verzameling Chinees beeldmateriaal bijeen gebracht. Voorbeelden hiervan zijn mode, tijdschriften, reclame en vormgeving. Het zijn kleurige, manga-achtige cartoons en op pop art geïnspireerde beelden. De beelden zijn duidelijk sterk beïnvloed door de Japanse beeldcultuur; denk maar aan mangafiguurtjes en de schattige, soms voor westerse ogen vreemde en kleurrijke mode uit Japan. De hedendaagse Chinese beeldcultuur ontwikkelt zich binnen het spanningsveld van snelle culturele en sociale veranderingen, een geleide consumptiemaatschappij en een sterke overheidscontrole. De beeldtaal op deze tentoonstelling is vaak commercieel en onkritisch, maar daarom niet minder interessant, aangezien ze een spiegel is van hoe de samenleving zich ontwikkelt. Interessant is dat dankzij de nieuwe media individuen nu ook sociaal commentaar kunnen leveren. Denk maar aan vodcasts, weblogs en op internet uitgezonden (verboden) underground concerten. Deze zijn in het fotomuseum te bekijken en je kunt ook zelf surfen op verschillende websites. Voor ons westerlingen is dit niet zo bijzonder, maar voor de mensen in China is deze vrijheid nog niet vanzelfsprekend. De beeldtaal laat de schijn ontstaan dat er nu een grote vrijheid heerst in China, maar niets is minder waar. De censuur is nog steeds groot. Naar schatting dertigduizend ‘bewakers’ in dienst van de overheid houden alle activiteiten in de nieuwe media scherp in de gaten.

Wang Yiyang, Cha Gang, blue collection, 2004, fotografie: Peng & Chen
Wang Yiyang, Cha Gang, blue collection, 2004, fotografie: Peng & Chen

Kunst

In het verleden is vaker Chinese beeldende kunst in het Westen te zien geweest, waarbij voornamelijk ons eigen beeld van Chinese kunst werd vertoond. Denk maar aan de Political Pop; bekende beeltenissen zoals ‘de arbeider’ of Mao vermenigvuldigd op het doek en het Chinees cynisch realisme van propagandabeelden met afbeeldingen van Chinezen die zuur lachen. Maar deze kunst gaat niet meer over de problematiek van nu. Wat er nu in Boijmans Van Beuningen te zien is, staat dan ook ver af van deze beelden. De jongste generatie Chinese kunstenaars reflecteert op het dagelijks leven dat overhoop is gegooid en vele onzekerheden heeft opgeroepen. In Boijmans zijn zeventien kunstenaars vertegenwoordigd die wonen en werken in één van de grote Chinese steden. Zij proberen met hun kunst een link te leggen naar deze nieuwe werkelijkheid en maken vooral gebruik van televisie, video, digitale fotografie en internet. De tentoonstellingsruimte hangt dan ook vol met filmschermen, video-installaties en televisies. Aan de muren hangen grote foto’s van steden, reclames en een reeks van interieurs. Een nieuwe urbane werkelijkheid wordt zo weergegeven. De kunstenaars brengen hun persoonlijke verhouding tot het nieuwe China tot uitdrukking en de vanuit de overheid geïdealiseerde beelden van welvaart, status, liefde en macht worden voorzien van een eigen kritisch sausje.

Zo is er de solotentoonstelling van Xu Zhen. Hij maakte een expeditie naar de top van de Mount Everest met als doel om de top af te zagen. Dit lijkt op het eerste gezicht een practical joke vanuit Westers standpunt bezien, maar het is in werkelijkheid een kritiek op de projectontwikkelaars in China die constant bezit en grond van burgers confisqueren. Sommige beelden in deze tentoonstelling zijn toegankelijk, zoals de interieurfoto’s en de foto’s van de grote reclameborden. Andere beelden, zoals installaties en video’s zijn esthetisch gezien interessant, maar wat de kunstenaar er precies mee wil zeggen, blijft gissen. Alle kunst die hier te zien is, heeft een speciale betekenis, een sociaal commentaar. Maar hoe zich dat precies uit, is soms lastig te zien.

Scenic Architecture, Qing Song Wai Yuan Garden, Ningbo, 2005, fotografie: Mr. Shen, Zhonghai
Scenic Architecture, Qing Song Wai Yuan Garden, Ningbo, 2005, fotografie: Mr. Shen, Zhonghai

Architectuur

Er is een grote fascinatie vanuit het Westen voor de snelheid, de moderniteit en de enorme schaal van bouwen in China. Het NAi wil laten zien hoe de Chinezen reageren op deze dynamiek. Er zijn in China achttien architecten gevonden die innovatief en creatief omgaan met architectonische ontwikkelingen. Van hen zijn veertig opmerkelijke projecten te zien. Installaties, maquettes, computeranimaties, videobeelden en foto’s, er is een overkill aan input. Als je de ruimte binnenstapt, word je overweldigd door grote panelen met reusachtige foto’s erop, als wolkenkrabbers. De tentoonstelling is vol en je krijgt het gevoel dat je een drukke stad bent binnengelopen. Je ziet futuristische gebouwen, organische, op traditionele bouw geënte gebouwen, huisjes van de armste bevolkingsgroepen – gemaakt van reclamemateriaal en zwerfhout, en oplossingen voor de versnippering van de openbare ruimtes. Er is een enorm conflict tussen de bouwdrang met de toekomstvisie op een schoon en blij leven en de harde werkelijkheid van de minder bedeelden die hun huizen kwijtraken. Het is interessant om te zien hoe de Chinese architecten omgaan met deze ruimtelijke problematiek en het ontbreken van een onderlinge samenhang tussen de gebouwen in de steden. Ze proberen verbindingen te leggen tussen de verschillende gebouwen. Nu zijn steden cities of objects, met andere woorden: een verzameling imponerende grote gebouwen die niet met elkaar in verbinding staan en die door het ontbreken van wegen slecht bereikbaar zijn. Hier is niet over nagedacht. Als het gebouw er maar staat, lijkt men te denken. De architecten in de tentoonstelling willen verbindingswegen aanleggen en meer aandacht schenken aan de openbare ruimte tussen de gebouwen. Maar voorlopig zijn dit nog concepten. In werkelijkheid ben ik bang dat dit toch een utopie zal blijven. In de politiek draait het immers alleen maar om bouwen, bouwen en nog eens bouwen en lijkt men niets te geven om de mensen die in al die gebouwen moeten wonen.

Met Chinese ogen

Er is veel te zien op de drie tentoonstellingen van China Contemporary en het is goed om hier ruim de tijd voor te nemen. Gelukkig hebben de musea het werk ondergebracht in verschillende thema’s om het enigszins overzichtelijk te houden. De thema’s helpen je de dingen in de juiste context te zien, want dat is bij deze tentoonstellingen belangrijk. Het is handig om voor je je waagt aan de tentoonstellingen enig voorwerk te doen. De presentaties zijn visueel best interessant, maar niet heel bijzonder als je niet weet waarnaar je kijkt. Natuurlijk is dit niet altijd – of vaak niet – het geval bij kunst, maar dan kun je er meestal toch nog je eigen interpretatie aan geven. Bij deze tentoonstelling wordt het pas interessant en relevant als je de kunst ziet door de ogen van een Chinees. Een goed voorbeeld is de solotentoonstelling van Xu Zhen. Het is handig om dit spanningsveld in de gaten te houden tijdens het bekijken van de drie tentoonstellingen, want het is afhankelijk van hoe je naar een object kijkt of het wel of niet door de Chinese censuur zou kunnen. Wat op het eerste gezicht puur esthetisch lijkt, kan een politieke lading hebben. Kunstenaars in China zijn voortdurend op zoek naar die grens en hoe zij zich binnen deze censuur kunnen manoeuvreren.

Kortom China Contemporary is een indrukwekkende tentoonstelling. Neem er wel de tijd voor en zet je Chinese bril op, want dan zul je er als bezoeker het meeste profijt ervan hebben.