Een krachtig statement tegen radicalisering
Een educatieve voorstelling om radicalisering onder jongeren te bestrijden; in mindere handen zou het een preek zijn geworden, maar Daria Bukvić en drie bevlogen acteurs maken er verrassend mooi theater van.
Jihad is begonnen als Djihad, een voorstelling van regisseur en schrijver Ismaël Saïdi, die door de Waalse overheid werd ingezet om radicalisering bespreekbaar te maken op middelbare scholen. In Jihad volgen we Reda, Ismaël en Ben; drie jongeren die ontmoedigd zijn geraakt door de discriminatie waar ze dagelijks mee te maken hebben. ‘Wij zullen altijd een probleem blijven,’ verzucht Ismaël. ‘Het is alleen de naam van dat probleem die verandert met de tijd.’ Hoe de drie jongens zich ook gedragen, nooit zullen ze echt als Nederlanders geaccepteerd worden. De heilige strijd in Syrië wordt dan een aantrekkelijk alternatief; een plaats waar ze gewild zijn en waar ze kunnen strijden voor een hoger doel. Al snel zijn de vliegtickets geboekt en belanden de jongens in de bakermat van IS. Dan krijgen ze voor het eerst een geweer in handen en blijkt de realiteit in niets te lijken op de actiefilm waar ze op hoopten.
Mooi hoe Saïdi en bewerker Daan Windhorst hier omgaan met hun hoofdpersonages. We zien geen jeugdcriminelen die naar Syrië trekken om te plunderen en moorden, maar drie alledaagse, naïeve jongens die naar een beter leven zoeken. Ben is de fanatiekeling die zijn jeugdidool Elvis afzwoer omdat hij Joods zou zijn (want zijn tweede naam is Aron), Reda de komische noot die zich mee laat slepen door zijn vrienden en Ismaël het intellect, degene die de tragiek van zijn thuissituatie en de ernst van de oorlog het scherpst doorziet. Moeiteloos nemen Aman Samini (Ismaël), Majd Mardo (Reda) en Chems Eddine Amar (Ben) ons mee op de reis van hun personages. De bijzondere chemie tussen Bukvić en deze spelers – deels meegenomen uit het succesvolle Nobody Home – zorgt ervoor dat deze voorstelling werkt. Ze spreken de taal van de jongeren in de zaal, zonder belerend of kunstmatig te zijn. Daar leent de vorm van deze voorstelling zich wel voor; de ontgoocheling van de personages in het door oorlog verscheurde Syrië ziet de oplettende kijker al snel aankomen, de epiloog van Ismaël zou met een minder begaafde acteur een punt achter een moreel lesje zijn. Niets van dat alles in deze voorstelling. Bukvić en haar acteurs nemen hun publiek serieus. En hun publiek luistert.
Waarin Bukvić zich bovendien onderscheidt is haar beeldentaal. Ze liet het eerder zien in Nobody Home en nog sterker in het minder bekende The Only Thing We Have to Fear. In Jihad speelt ze met de tegenstelling tussen de videogamefantasie die de jongeren maken van de strijd in Syrië en de zwarte realiteit waar ze in belanden. Even belanden ze letterlijk in een videospel; het achterdoek wordt een spannende first person shooter waar met een choreografie op gereageerd wordt. Dan volgt een meer sober, troosteloos beeld van doeken. In de uitgestrekte woestenij van hun nieuwe vaderland komt een man op die zijn familie verloren heeft. Als blijkt dat hij een ongelovige is komen de jongens voor een gewetenscrisis te staan; is dit de man die ze namens hun geloof moeten doden? Als Reda niet veel later wordt neerschoten sterft de onschuld van de jongens – letterlijk en figuurlijk. De heldhaftige illusie die ze koesterden is verloren, de hemel die ze zochten blijkt een hel.