Humoristische parabel voor de revolutie
De Arabische lente probeerde de bestaande machtsstructuren in het Midden-Oosten op z’n kop te zetten. De Egyptische Alaa al Aswani schreef een roman die zich afspeelt in de jaren veertig, maar impliciet ook over de revolutie zeventig jaar later gaat. Mét humor.
Alaa al Aswani is een politiek schrijver, of misschien een schrijvende activist. Hij was een van de voormannen van de revolutie in 2011, waarbij de Egyptische president Hosni Moebarak tot aftreden werd gedwongen. Na het einde van de protesten op het Tahrirplein ging al Aswani weer aan de schrijftafel zitten, waar het dan nog onvoltooide manuscript van De automobielclub van Caïro lag. In 2013 verschijnt de roman, die al snel vertaald werd. Nu is de Nederlandse vertaling verschenen.
De automobielclub van de titel heeft echt bestaan. Het was een plek waar de Europese elite in Caïro bijeenkwam. Alleen de Britten – Egypte was tot begin jaren vijftig een Brits protectoraat – en andere Europeanen konden het lidmaatschap verwerven. Eén van de weinige Arabieren die de club bezocht, was de Egyptische koning Faroek. (In 1952, na een staatsgreep van het leger, wordt hij afgezet, de Britten verjaagd en verandert het land in een autonome republiek.) Het is niet moeilijk om te zien dat in de club in het klein gebeurde wat in koloniaal Egypte op grotere schaal plaatsvond: een op uitsluiting gebaseerd racisme dat de overheerste bevolking kleineerde.
Onderdrukkers en onderdrukten
De automobielclub van Caïro volgt vele personages, maar centraal staat Abd al-Aziez Ga’far, die in de entourage van de koning werkt. Hij is, aan lager wal geraakt, naar Caïro getrokken. Hoewel zijn baantje fijn klinkt, is zijn baas Akoe een verschrikkelijke vent. Deze man, de rechterhand van de koning, is zowel onderdrukker als onderdrukte. De koning verkeert weer in een dergelijke positie ten opzichte van de Britse heersers.
Daarmee zijn we aanbeland bij de ongemakkelijke waarheid waarop de Europese koloniale heerschappij deels rustte: het ontbreken van onderlinge solidariteit onder de onderdrukten, die elkaar net zo wreed behandelden als ze zelf behandeld werden. In De automobielclub van Caïro zien we hoe dat in de praktijk werkte: Akoe gedraagt zich tegenover Ga’far en de andere werknemers net zoals Faroek zich tegenover hem gedraagt en hoe, uiteindelijk, de Britten zich tegenover Faroek gedragen.
Historische parabel
Werd dat patroon in 1952 beëindigd? Nee, lijkt de roman te suggereren. Want behalve een historische roman is De automobielclub van Caïro ook een parabel voor de revolutie in 2011. Ook toen ging het over gewone mensen die de controle over hun eigen leven wilden nemen en bestaande machtsstructuren omver wilden werpen. Met dat in het achterhoofd wordt het abrupte einde van de roman minder onbevredigend: de ontwikkelingen waren nog niet voorbij, en zijn dat nog steeds niet.
NRC Handelsblad noemde al Aswani’s eerste roman, Het Yacoubian, een soap. In zekere zin is die kwalificatie ook wel op deze roman van pas. Op het internet wordt het boek ook wel vergeleken met Downton Abbey (meerdere personages, intriges en verwikkelingen), wat gezien de kritiek van al Aswani op de voormalige Britse kolonisator een wat ongelukkige vergelijking is. Toch is De automobielclub van Caïro geen geschreven GTST: daarvoor heeft al Aswani een te scherpe pen en is hij te goed in het verweven van grotere maatschappelijke ontwikkelingen in de levens van zijn personages.